Thuiskomen.
Nog net niet aangekomen. Maar nog niet bekomen van de schrik. Zo’n zwerver als ik. Ben mezelf grandioos tegengekomen. In de bosssen. Neen, nu gaan we niet meteen in koor bulderend van het lachen de opmerking maken dat er “ook zoveel wilde zwijnen” rondbanjeren op de Veluwe. Daar was en is het helemaal niet om te doen. Natuurlijk. Ik heb ook genoten van de mooie natuur. Ontluikend groen dat het goed begint te doen. Hier en daar de schreeuw van een vogel. Het gehamer van de specht. De brul van de vos.
Heerlijk kuieren door de Veluwse dreven. Rechtop luieren, zo gezegd. De rugzak vol gepakt. Vol van allerlei gedachten. In het achterhoofd speelt Vivaldi een grote rol. Nooit en te nimmer lijkt me die meneer me naar het rijk der fabelen van het verleden te wijzen. Neen, dag en vooral ook in de nachten die volgen raakt meneer Vivaldi in vervoering en deze Pieterbaas in beroering. Ik kan die ellendige plaat niet uitzetten. Ik kan de knop gewoon niet vinden. Verwoedde pogingen om dan maar de Olivet van de weledele heer Maunders het voor het zeggen te laten krijgen lijken bijvoorbaat al tot mislukken gedoemd. Domweg de verkeerde afslag nemen en met een pijnlijke prik van de dorens tot deze ontdekking te komen laat me zien dat niets maar dan ook helemaal niets helpt. Ik heb Thomas a Kempis van stal getrokken. De hele middag en de hele avond zijn diepzinnige gedachten geprobeerd tot de mijne te maken. Maar ook daar hielp geen lieve vader of moeder aan. Vivaldi speelde op de achtergrond lustig zijn deuntje mee. Werd het dan stil dan werd het toch niet stil. In mijn hoofd is het immers ook nooit stil. Stilgezet werd ik bij mijn eigen tekortkomingen. Of ik nu wilde of niet, Thomas wees mij de weg van minderwaardigheid. Er is geen aardigheid an op zo’n manier. En heus het is geen sinecure, die herrie in je hoofd. Al moet ik ook zeggen dat waardevolle gedachten van deze Thomas ook weer veel vergoedde.
De eerste middag had ik mijn stiefelknieen naar Nunspeet dorp gekeerd. In mijzelf gekeerd liep ik bijna verkeerd. Het geraas van het verkeer nam wilde vormen aan. Waarom had ik nota bene nu eigenlijk Harmelen verlaten? Als je een beetje gek bent dan doe je wat ik doe. Langs een snelweg sjouwen. Nou, da’s dus de laatste keer.
De blauwe route doorkruiste ik. De wilde witte route meed ik. En al redelijk op tempo gerakend kwam ik brakend van wellust op het Vennepad terecht. De nieuwe outdoor zaak werd door de VVV redelijk luidkeels maar beslist vriendelijk aangeduid. Ik was, eerlijk is eerlijk, beslist niet van deze winkel van Sinkel onder de indruk. Geen eens een slaapzak die geschikt is voor -5 of meer. Enfin, na het nuttigen van een paar lekkere frieten en zo, keerde ik terug. Een dametje liep met twee super zware “De Golff tassen” met boodschappen geladen over het Vennepad naar het bugalowpark. Ach, ik, die toch vol energie zat, zou wel effekes helpen. De barmhartige samaritaan spelen. Sissend kwam weer zo’n opstootje van links voor mijn grijze hersenceldelerskrakendegemoedsrust. Onruststoker. Thomas leert dat je natuurlijk het doen van goede werken niet moet laten, maar dat elk hart arglistig is etc. Smerig spel zo van binnen.
De dame sprak Nederlands met volle accenten van het buitenland. Dat bleek. Een Bulgaarse die in haar eerste zinnen meedeelde dat ze wel erg blij was, want ze moest een heel eind lopen (ach lieve dat heb ik weer aangeboden!) en dat ze werkte bij (vervolgens eeen voor mij volkomen onbekend restaurantje in Nunspeet) in de bediening. Maar niet gevraagd wat voor bediening. Het maakt natuurlijk nogal wat uit, bediend te worden door de kapper of door de priester. Over andere bedieningen maar niet gesproken. Bij Bulgaarse dames weet je het maar nooit. Ze zag er overigens slecht uit. Enfin, de tweede volzin die voor mij onzinning naar het hoofd werd gefluisterd, met enige vorm van heesheid of was het “verdriet” ik weet het niet, werd mij kond gedaan dat ze meteen in Nederland zwanger was geworden, getrouwd en met een kindje zat van een Nederlander. En nu miste ze haar familie. Vergis ik mij of zag ik tranen blinken?
Mens, wat moet ik hier nu mee? Draagt elkanders lasten. En dat deed ik dan ook maar braaf. Welk noodlot tart mijn weg? Waarom sjouw ik nu ineens die boodschappen? Wat wil ik eigenlijk? “Hier ben ik” steunde ze. En weldra sloeg ze manmoedig de weg in naar een bungalow op het bungalowpark het Hoogt of zo…
Diep in gedachten liet ik haar gaan. Ja, natuurlijk. Maar ze leek me niet erg “happy� met haar leventje. Alleen toen ze vertelde over haar familie in Bulgarije begonnen haar ogen licht te flonkeren.
Waarom liet die kerel haar eigenlijk zo’n verrekt eind sjouwen?
Ondertussen stiefelde ik langs het groepskampeerterrein van de scouting. Voort, door het brandende zand en nergens water…
Het gekochte bier klokte in mijn rugzak. Volhouden jongen, geef je niet over aan de vleselijke lusten van vreselijke dorst. Wat een zwervende pelgrim op deze aardkloot eigenlijk zichzelf al niet allemaal kan aandoen.
Aandoenlijk is de blik die in het voortuizicht wordt gesteld door mijn eigen ik. Ik kan straks in volle teugen genieten van het gerstenat wat ik met mij meedraag.
Ook de fles wijn die staat te lonken als een wulps wijf staat mij reeds helder voor de geest.
Geestige afzondering van het vette der aarde? Forget it. Niet te versmaden is de lust die in mij opklimt aan de rijpe gedachte van een flinke gelderse rookworst die ook in de tent van mijn samenkomst ligt te wachten op zijn galgemaal.
Lopen en eten en drinken is een doorlopend onderdeel van de innerlijke strijd die ik die middag heb moeten voeren met mijzelf.
Eindelijk kon ik dan konkluderen dat ruim dertien kilometers schuivelen op twee platvoeten met hol neigingen en ondersteund door diverse grote blaren het einde van de loopdag aankondigden.
Amechtig dook ik mijn tent in. En in no time sliep ik de slaap der onnozelen maar op de achtergrond permanent een voortdurend een jammerende en gloria zingende Vivaldi. Houdt die plaat nu nooit op?
Neen, het was de telefoon die weer eens lekker zijn grote bek moest opentrekken. Schuldig kieperde ik de slaap van mijn ogen, pierde de traantjes weg die de nevel van mijn ogen moest trekken en doorzag dat ik toch ineens werd gewekt door de brulboei van deze maatschappij.
Ha, nu werd de Hertog Jan de prooi van deze Pieterman.
Mieters zoals die door het keelgat schoot. Even bekroop mijn de lust om er nog een en nog een mandaat te maken. Maar innerlijke strijd is deze baas niet vreemd en weerstand bieden tegen de verleidingen des vleses is, hoewel zeker niet de sterkste kant van mijn bestaan, toch wel zodanig kranig van opvatting dat ik mijzelf dat niet aandeed. Een paar lekker bolletjes, en veel veel koffie, gaven een voldoende weerstandsbiedend alternatief voor genoemde verleidingen. Zelfs tijdig pillen pakkend en wonden likkend schoof ik in de onwillige dwangbuis van dromenland.
Vivaldi speelde weer op. En de kou. En de snelweg. En het wegverkeer. En de bittere kou. Dan maar geen deken. Die had ik niet. Dan maar een extra broek. Die had ik. En die matrasjes. En die draai. Verdraaid nog aan toe het is koud en laat. Weer een plaspauze een rookpauze een lekker glas rode fonkelende wijn en voort ging ie weer. En geloof het of niet, Piet sliep soms wel een veel niet.
Om ruim 4.15 uur werd een donderend concert van vogels in gang gezet. Waar nu toch die dirigent zat? Ik wreef mijn ogen uit. Nergens te bekennen. En het leek mij in ieder geval volstrekt harmonieus. Geen orkest begeleiding. Geen leiding en toch klonk alles zo wonderbaarlijk wonderlijk schoon. Ik kom, u begrijpt, letters uit het alfabet boven de zesentwintig te kort. Het lukt me niet om te beschrijven wat ik niet kan beschrijven. Wonderlijk Zo mooi. Zo zuiver, zo fris (in meerder opzicht) en toen? Was het ineens weer over.
Ergens zo rond de klok van achten was het weer raak. Toen sliep ik geloof ik weer.
Zaterdag de 14e april 2006.
’s Morgens werd ik opnieuw ergens tegen de klok van negenen wakker. Fluks de schoenen aangetrokken. De wondere blaartjes heb ik gewoon weggestopt. Niet aan denken. Gewoon wegproppen in de schoenen. Een paar bakkies koffie, broodjes een lekkere banaan en huppekee, de rugzak omgedaan. Meteen een heerlijke stiefelwandelgansmars. ’t Jonge, wat schoten de beestjes de bossen in. De kreet die ik wilde slaken slaagde niet en bleef diep in mijn binnenste steken. De paden op de lanen in. Overal waren de spechten met hun hamertje tik te horen. Kijk ik om mij heen dan zie ik aan alle kanten de bosmieren hun mieters werk verrichten. Een enkele fietser waagt het om deze donkere bossen in te gaan. “Meneer wat machtig veel hout hier, ja ik kom uit Noord-Holland!” “Ja mevrouw, dat hoor ik.” Ze genoot, haar echtgenoot genoot en we genoten dus met zijn drieën.
Inmiddels had ik de stap er goed in. Het verscholen dorp dook op uit zijn verschuiling. De schuilplaats voor velen werd de ondergang voor mensen die verraden waren. Gelukkig is er een fraaie gedenksteen geplaatst. De herinnering aan tante Cor en opa Bakker mag niet worden vergeten. Een paar goocheme jonkheren brulden op mountainbikes tegen elkaar: “Geen wonder dat die moffen dit dorp vonden�. “Er staan allemaal bordjes�.
Over de opvoedkundige kant van de huidige generatie ouders kun je ook zo je bedenkingen hebben. Vader lief laat het mooie info-bord zien aan dochterlief en zegt: “tja, zo woonden de mensen vroeger�. Hier staat vervolgens een mooi informatie-bord.
Enfin, ik had genoeg gezien en constateerde dat ik ook niet al teveel brood in de rugzak had gestopt. Het zou wijs zijn iets eerder de tent op te zoeken en zo gezegd zo gedaan. Ontdaan van alle emoties en geestelijk naakt op het bot denderde ik op mijn kuierlatten door de heuveltjes en weg van de verharde weg.
Niet lollig, wel lullig.
Het zal een kilometer of twee voor de camping zijn geweest of begint met daar die brulboei in de rugzak tekeer te gaan. Bijna liep ik met mijn hoofd tegen een boom,struikelde over een vette boomstoppel of ik kwam tot de ontdekking dat in mijn rugzak dat apparaat overging. Had ik die verhipte telefoon weer niet uitgezet. Ontzet van zoveel herrie brulde ik in de micro van “heb bijna geen bereik, bel wel als ik op de camping benâ€?. Rina hing op en ik stopte dat schreeuwlelijkertje weer snel weg. Voort hobbelde ik totdat een overweldigende pijnscheut mij deed beseffen dat er twee pootjes waren die heftig protesteerden. Mijn achillespezen schreeuwden het uit van ellende en ik schreeuwde het haast uit van ontzetting. Ineens was de lol over. Voorzichtig stiefelend heb ik uiteindelijk mijn onderkomen bereikt. Best een beetje “lullig” eigenlijk. Dit werd dus niks. De pezen waren meer dan verdubbeld in dikte en de pijn was bijna niet te harden. Koffie, een beste slok druivensap met alcohol! Deden me besluiten voorlopig geen poot meer te verzetten. Nadat ik Ri had teruggebeld heb ik heerlijk liggen doezelen in volmaakte rust op de camping.
Het was me wel wat. Beetje scharrelen of dat je een bos prikkeldraad in je broek hebt hangen. ’t Moet een bijzonder dom gezicht zijn geweest. De schoenen waren niet te harden, de lucht van mijn poten trouwens ook niet, maar niemand die dat ruikt.
Ontmoeting.
Nadat ik lekker had liggen ronken in mijn tentje werd het veld opgekleurd met een medebewoonster met een Demmenie tent. Ze was op de fiets. Een lekker stevig karretje van Gazelle. Hoewel deze dame nu niet bepaald het uiterlijk meedroeg van een gazelle maar meer van een dikhuidige olifant (kan ze vermoedelijk zelf niet veel aan doen als ik haar zo bezag) hebben we lekker kunnen kletsen over de routes die zij zou gaan fietsen en al had gefietst. Een meer dan bereisde jongedame die er niet voor terugdeinsde om met de fiets in een vakantie te gaan van Götenburg naar Nice. ’t Ja, dan val ik stil. Alles doet ze op de fiets. Een auto bezat ze niet een rijbewijs heeft ze niet en een kerel was kennelijk aan haar ook niet besteed. Mijn advies over Bruinehaar werd in welwillende aandacht en belangstelling opgenomen in haar grijze hersendelen. Ze zou daar wel eens over denken. Als het niet te ver was, ze had nog een hele week vakantie, dan zou dat wel eens een aardig tochtje kunnen zijn. De wilde plannen om dat in een dag te doen had ze in haar voorliggende jeugd achter gelaten. Gaf meer rust. Niets hoeft alles mag, zo iets.
Van veel lopen kwam weinig meer terecht.
Terecht werd ik erop gewezen (dank Thomas) dat een mens soms meer wil dan ie kan. Die dag kon ik niet verder meer en dus werd ik van Hogerhand vermoedelijk gewezen op de stervelijkheid der zielen. Soms is de wens vader van de gedachte en soms wens ik dat vader mij op andere gedachten kon brengen. Nu blijkt dat ik vermoedelijk door Vader wat hardhandig werd verwezen naar mijn ijdele overmoedigheid.
Heus jochie, je hoeft je niet altijd super te bewijzen dat jij nog wel kunt rugzakkamperen. Het is alles onder het voorbehoud van Jacobus. Of te wel “Zo God wil en wij leven, dan zullen wij….â€? en NIET anders.
Ook ik zal moeten leren dat de beperkingen die ik heb aan eigenschappen. Die eigenschappen vergen nu eenmaal daar zorgvuldig mee om te gaan anders is het gedaan met deze Pieterbaas,
Beperking:
Weet de grens van je bestaan dan moet je ook niet verder gaan. Nou, ik heb vanaf nu echt besloten dat ik met de rugzak niet nog eens door de dreven van de Nunspeetse of andere bossen zal ploegen. Hooguit een dagrugzak, maar geen kampeeruitrusting. Het leidt tot lijden van de nederige onderdanen. Het heftig protest behoort daarmee tot: voldoe aan onze oproep en houd op. Oke! Ik stop.
En nu zal ik dus mijn (lig)fiets wel weer van stal moeten rukken. Voederen van dat soort ongedierte kan ook leiden tot lijden dus zal ik mijzelf nauwkeurig in acht dienen te nemen en ook daar de kilometers die ik wil afleggen moeten beperken. De kracht van de mens ligt in de beperking van zijn eigen kunnen. Leer je grenzen kennen en dan kan je nog best wat van de wereld zien. Zoiets.
Heerlijk heb ik deze middag kunnen kokkerellen. Mijn brander werkte weer als een tierelier, voorzien van gerstenat en druivesap heb ik mij daarna meteen opgemaakt voor de tocht naar dromenland.
’s Nachts gierde ineens de wind om mijn tent. Gelukkig werd ik niet onder de gier gesproeid, maar de natte regen (droge kom je nu eenmaal helaas niet tegen) maakte deze wereld om mij heen toch wel erg vochtig.
Het voordeel daarvan was dat de nacht veel minder kou opleverde dan de nacht ervoor. Vroor het toen nog, nu vlogen de tranen van verdriet uit ’ s hemels grote zwerk. Maar ik lag lekker droog. En Vivaldi werd een klein beetje gesmoord door de voortdurende neiging om te moeten sassen. Dat truukje heb ik geleerd. En na vele gevechten met die ellendige dwangbuis- slaapzak (dat moet toch ook eens anders) heb ik gesnurkt. Wakker geweest, verdrietig opstandig, vol zelf medelijden, vol galgehumor en allerlei zwartgalligheid. De grijns op mijn snuit kwam pas toen de vogels hun wonderschone lied midden onder de regenbuien door lieten horen. Zo gek is dit leven nog niet. Ik sliep in en geloof het of niet, ik werd ergens in de ochtend van de 16e weer wakker.
’t Verhaal is nu wel verteld. Vrouwlief heeft mij van de camping geplukt. Vlak daarvoor werd ik nog even op de papierhandel gecontroleerd door twee heren van SBB. De koffie zat achter de knopen. De tent werd inelkaar gefrommeld omdat ie nat was. En weg was ik. Slechts de papieren herinnering blijft.
De rekening. Die krijg je nu eenmaal in dit land ALTIJD gepresenteerd, of je nu presteert of amechtig in je tent onderuit zijgt met zere voetjes…..De andere foto’s kunt u terzijde onder foto’s vinden.
krekeltje
he ouwe, wie niet krekelt zal nimmer meer kunnen genieten. Ge moet bedenken dat u ook met een caravan bijvoorbeeld door het leven kunt gaan. Als ge bedenkt dat u kennelijk de jongste niet meer bent moet u zich ook niet als zodanig gaan gedragen. Houd het simpel.
krekeltje
wat sien ik nu? een sleurhut? Dat is pas simpel hoor.
meizitang botanical slimming
You created a couple of good variables right now there. I searched online for that trouble and located many people absolutely accompany together with your site.