De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Maand: februari 2007

Dicht

Dichterlijker dan dicht

kan ik niet dichten

schreef de dichter

en sloeg zijn gedichtenbundel

dicht.

Vaders erfgoed

Het was precies 14.0 uur. Op 31 mei 1974. De kinderen stonden rijen dik opgesteld op het schoolplein. Mijn vader was 35 jaar als hoofd der school aan de school verbonden. De mensen lazen een gedicht. En ook daar moest ik natuurlijk aan geloven. Menen de mensen dat ik van die zes kinderen die pa en ma ter wereld hadden gebracht ineens te herinneren dat ik niet de verlegendste van de zes was. “t Zal je maar gebeuren. Als jongste telg heb ik al heel veel moeten ondergaan. Maar ach om dat allemaal te verhalen, dat zal ik de waarde broeders en zusters maar niet aandoen. Hoewel aandoelijk in veel gevallen, want ik ben veel liever dan menigeen denkt, en hoewel in heel veel gevallen ook niet op mijn mondje gevallen, zal ik er nu toch het zwijgen toedoen.

Opgelucht kunnen ze nu verder lezen. Opgelucht kunnen ze nu ademhalen. Wellustig lees ik het verslag in het nieuwe boek over een eeuw Hervormd onderwijs in Doornspijk. Deze aardige uitgave laat ook meteen een foto zien. Pa krijgt dus een fiets aangeboden. En wonderlijk waar, de foto in het boekwerk zelf laat zien dat het een Unionfiets is. IMG_0718.JPGOp de achtergrond staat mijn moeder.

Blijdschap was zijn deel met dit vervoermiddel. En inhalen was met dit gebeuren ook vele malen minder gevaarlijk dan met de auto. Want dan stond je letterlijk doodsangsten uit.

Nu komt dit verhaal natuurlijk niet zomaar uit de oude doos. Er is een aanleiding. Vandaar deze inleiding. Kennelijk is het zo dat fietsen in mijn genen zit. Er is dus nog hoop voor de nieuwe generaties met dezelfde achternaam. Wonderlijk. Waar. Mijn stamhouder heeft ook een beetje van die genen geerfd. Er vermoedelijk ook wel de anderen, maar misschien is dat meer hoop dan werkelijkheid. Zelf houd ik van een ligfiets, van een racefiets en van een simpele recht toe recht aan fiets. Zoiets als in mijn plaatje hierboven. Het gaat tever terug in de geschiedenis om al mijn fietsen eens in beeld te brengen. Daar moet ik nog flink aan gaan werken. En ik weet helemaal niet eens hoeveel fietsen ik gehad heb. Wel weet ik dat fietsen de wereld om je heel veel toegankelijker maakt. Stap op en trek weg. Met tent en matras, een blikje met gas en met geld in de zak kom je heus ver weg naar Verweggistaan. Ook mijn vader heeft op zijn mobiele tweewieler heel wat van de wereld bekeken. In Ederveen, Ede, Doornspijk, Huizen zijn fiets ging mee.

Wonderlijk dat nu, en nu verklap ik een geheim, diezelfde fiets staat in mijn rumoerige woonplaats. En kijk, zie of er enige vorm van gelijkenis is? Ik stap op? De fiets van pa!Op stap op de oude fiets van pa. En straks gaat mijn oudste zoon……….op deze fiets door het leven! Met zijn zoon en dochter. IMG_0714.JPG

Het ligt misschien aan de fiets. Het is een Union. En ooit was de slogan “Union, da’s pas fietsen!”

Rekening rijden en tolheffing

Ophef alom. Rekening rijden? Dat gaat geld kosten. Tolheffing? De Belgen voeren het in, Zeeuwen of niet, Hollanders of niet. Netelenbos werd op netelige wijze het bos ingestuurd. Een Bosvariant werd uitgedacht en is ook niet tot leven gekomen. Mevr. Peijs heeft de tolpoort kennelijk ook niet uit de verf kunnen trekken. En toch?

Er is geen nieuws onder de zon. Geloof me. Vroeger deden we het gewoon. De tolgaarder is nog steeds een bekend “beroep”. Maar in Woerden maakten ze er in het verleden weinig woorden aan vuil. In de resoluties van de vroedschap van Woerden werden de tarieven gewoon expliciet opgenomen. Woerden? Zo gek nog niet! Wellicht is dit een methode die we opnieuw kunnen invoeren. Zo te bezien valt het te bezien of de geschiedenis zich herhaalt. Zeker. Dat doet ie dus wel. Zij het met varianten. Voor de aardigheid geef ik een paar voorbeelden uit de genoemde resoluties van 1725. Ik citeer: “Iedere passagier zal bij het passeeren van iedere poort voor sijn lichaam in den busse moeten steeken vier stuijvers. Van een rijtuijg met twee ofte meer paarden sal aan ieder poort voor openen van dien in den busse worden gestooken drie stuijvers. Voor een rijtuijg met een paart twee stuijvers en wegens passeeren van een man te paart ofte dat geleijd word, mitsgaders hond ofte diengelijke beest eene stuijver”. Enfin, zo kunnen we doorgaan. Vroeger hadden onze vroede vaderen dus een eigenwijze wijze van handelen om de centen binnen te halen. Tolheffing, toegangsgelden. NU? Parkeerbelasting. Ach. ’t Kan verkeren. Misschien moeten we aan de politiek wel gaan voorstellen die mooie poorten rond de stad weer te gaan optrekken. Voor ieder lichaam drie euro, voor iedere hond een euro, voor ieder voertuig met uitzondering van een fiets, dat zult u begrijpen, acht euro. Nou zoiets. Kassa! Tel uit je winst.

Ik keer terug in het heden. Het verleden (of de bestuurders in het verleden) is/zijn zo gek nog niet.

De organist

Langzaam zwelt het orgelgeluid aan. Luidkeels zetten enkelen met gevoel van langzaam zingen, hun kelen op. De dreunende bassen verstommen. De trompet en klarinet worden gekoppeld aan de zingende goegemeente. ’t Hijgend hert puft uit op de heide. Kan niet anders als de langzame vorm van musikale versie van het boek der Psalmen wordt uitgevoerd op de wijze zoals beschreven is in het Psalmenoproer van M. ’t Hart. Of dit in Zegveld ook zo was? Dat weet ik niet.
Het koppel doet zijn werk. De organist kan bijna onbeweeglijk de toetsen roeren. De voeten vliegen in rustig tempo over de pedalen. De orgeltrapper geeft in langzaam ritme lucht aan het hele gebeuren. Als ik hier aan denk, dan kom ik tot rust!

Vandaag de dag weet ik niet hoe de aanstelling van organist en orgeltrapper wordt geregeld. Wel heb ik inmiddels gelezen hoe bijvoorbeeld in de Hervormde gemeente van Zegveld tot aanstelling en waardering van de organist en orgeltrapper werd aangekeken.

Toch aardig om eens een kijkje te nemen in die oude kerkinventarissen. Vandaag moest ik voor mijn werk eens duiken in de geschriften van de oude Nederlands Hervormde gemeente van Zegveld. Er is een openbaar deel en een niet openbaar deel.Ze zijn er vanaf 1739. Dat is dus een aardig stukje terug in de tijd. Zoals gebruikelijk bij kerken zijn m.n. de laatste 50 jaar niet voor Jan en Alleman beschikbaar. Ik zal mij hier uiteraard aan houden. Als beedigd figurant van een archief behoor ik dat te doen en doe dat ook van harte. Geen twijfel over mogelijk. Maar het openbare deel moet “uit de kast”. Ik houd er van dat geschiedenis wordt geopenbaard. Da’s mijn werk.

Ik ga dan ook een stukkie terug in de tijd. September 1889. Da’s een mooi stukkie terug, dacht ik zo. Er is een instruktie voor de organist opgesteld. De betaling voor een goede organist was goed geregeld. Hij werd aangesteld voor een jaar. Hij moest dan ook wel op tijd aanwezig zijn, bij elke openbare godsdienst. Bij elke openbare godsdienst. Bedoeld is natuurlijk openbare godsdienstoefening. Maar over oefening lees ik niets. Goed, hij moet op “behoorlijke tijd tegenwoordig zijn”. Aan het spel wordt de eis gesteld dat hij “het gezang met goeddoende behoorlijk orgelspel te begelijden”. Jazeker, het levert best wat op. Ten eerste een jaarwedde van honderd gulden. In 1889 zal dat niet echt slecht betaald zijn, nu komt het uit op zo’n 45 euro per jaar. Maar ook levert het op “twee overige plaatsen op de gaanderij, op de eerste bank de twee inkomende plaatsen aan de Noordenkant van het orgel”. Je zou willen dat je organist was.

Slim waren ze wel in Zegveld. Ik lees dat hij “gehouden is om goede zorg te dragen voor het orgel en behoorlijk te sluiten bij zijn vertrek”. Ook werd het niet toegestaan een ander tot het orgelspel toe te laten.

Verplichtingen had deze man ook. Zo’n instruktie geeft aan dat hij ook gehouden was te wonen in de gemeente. Het lijkt wel een ambtenaar! En jazeker, gedoogt werd er ook. De kerkvoogdij kon op verzoek, toestaan dat het vorenstaande niet werd opgelegd. De beste man moest een beste man zijn. Dat werd vervolgens nog even duidelijk gemaakt door de opmerking dat hij bovendien “verbonden om zich in een nette en in behoorlijke staat te gedragen”. Dat laatste begrijp ik wel, omdat ik ook wel eens heb gehoord dat er “beschonken organisten” hun ” vrolijk” werk of vrolijk hun werk deden. Hield de beste organist zich niet aan de instruktie dan was dat jammer. De kerkvoogden waren met betrokkene wel even overeengekomen dat hij dan ten alle tijde kon worden ontslagen.scan_7270053_1.jpg.jpgscan_7270227_1.jpg.jpg

Uit de aanwezige stukken heb ik niet kunnen opmaken dat genoemd artikel zonder meer is toegepast. Simpel, omdat ik het niet onderzocht heb. Maar ontslag op eigen verzoek kwam in ieder geval wel voor. Zo kwam ik in de stukken ook tegen een klein gedeelte uit de notulen van de kerkvoogden en notabelen. In 1938, we zijn inmiddels inderdaad wel enkele jaren verder, had men een orgeltreder. Kijk, hoe hij zijn werk moest doen? Ook iedere godsienstoefening? Ik neem aan van wel. Want anders werd het wel erg oorverdovend stil. Dus naast de organist was er een echte trapper! Handig als die orgels zijn toegerust met trapmechanisme. Zeker weten. En regelmatig de handbediening of trapbediening is een echte goede lichamelijke ontspanning tijdens de godsdienstoefening. Een aanrader voor mensen met zittend werk. In 1938 werd op verzoek eervol ontslag verleend aan A. Reijerse. Hij was toen de orgeltreder van de Ned. Hervormde gemeente van Zegveld. En ook hij kreeg met zijn eervol ontslag een vrije zitplaats op den gaanderij. Er zat wel een beding aan verbonden. Want als de electrische windmoter het zou laten afweten….? Dit was dus zomaar een inkijkje in de geschiedenis van organist en orgeltrapper!scan_7270633_1.jpg.jpg

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén