Tja ja, wat een leerdienst. Ambten, vrouwen, zwijgen, dienen. Zo enkele varianten die in de dienst des woords naar voren kwamen. Kromme tenen, ten minste zo af en toe toch wel. Was ik het er wel mee eens of ben ik het er wel mee eens of ben ik het er eigenlijk niet mee eens? De gedachten rolle bollen zo na zo’n dienst door mijn hoofd. Pakkend? Of de pakken van de ambtsdragers? Zijn dat nu de problemen waar ik me mee vereenzelvig of juist afstand van probeer te nemen? Ze kunnen je aardig bezig houden. Is dat nu de bedoeling? Moet ik me er mee bezig houden? Houdt behoudend Nederland zich daar mee bezig? Dat houdt me bezig. Net zoals die “vrouwen”. Zwijgen in de gemeente of bedoeld Paulus gewoon toch wat we ook wel eens zeggen of denken: houd nou toch gewoon je tetter eens….

Man, hoofd van het gezin en geen zin in iets anders. Een andere zin zou zomaar ingegeven kunnen worden: één recht, het aanrecht? Leuke discussie? Of nutteloze en ondergeschikte zaak? Of ondergeschikte zaakgelastigde? Lastige zaken, die je na zo’n avond leerdienst behoorlijk kunnen raken. In ons kerkgenootschap kun je je best wel een beetje hervormen, denk ik dan maar. Een beetje meer gereformeerde leer. Maar is het leer van onze Heer? Dat is de andere keerzijde van het verhaal. Want komt het van boven of bedenken we dat het van boven komt, maar komt het van onderen? Begin ik nu Kuitereiaans te koeterwalen?  Het zijn me nogal wat zaken die weer eens zwaar opgerakeld worden. Nuttig? Of is dit nu het schriftgeleerden gedrag waar ik me aan erger? Of erger, doe ik nu mee aan de schriftgeleerdenwoordenstrijd? Kerkordelijk gesteggel of steggelen over de orde der kerk? En wie heeft dan die kerkorde bij elkaar gesprokkeld? De diepgang van mijn vragen zal  nu meteen door een groot deel der natie natuurlijk worden  verankerd in weke geestelijke ondergrond. Onschriftuurlijk natuurlijk. Of ik ben van nature natuurlijk onschriftuurlijk . Met dat laatste zou ik misschien nog wel kunnen instemmen. Een natuurlijke onschriftuurlijkheid is mij niet vreemd. En bij wie dat wel zo is, die onderzoekt de schriften. Ik vermoed dat die ook tegen hem of haar getuigen. Inlegkunde is altijd gericht op bevestiging van de eigen “cultureel bepaalde” tendensen vanuit de opvoeding of van een vrijzinnigheidsdenken die vast en zeker als onschriftuurlijk zou kunnen worden uitgelegd door de uitleggers van de schriften. Maar ik verwijt de uitleggers wel van inlegkunde. En kundig is de inleg soms zeker.

Was dat zongavond dan ook het geval? Het geval wil dat ik bepaald niet ongevoelig ben over de aangesneden onderwerpen. Wel voel ik me nogal eens onderworpen aan zaken die worden verkondigd als leer van de Heer maar in werkelijkheid zijn “leer van de heer”. Het scheelt maar een kapitaal maar wel een kapitaal verschil. Ga ik nu onze “predikheer”, en dit stel ik zonder af te doen aan de kwaliteit en autoriteit, nu afvallen? En zo ja, met welk recht? Tja, dat wordt ook al een kwestie op zich. Ik wil hem niet afvallen, maar voel me wel uitgedaagd. Zelf stelt hij dat over zaken anders wordt gedacht. Laat ik vast stellen dat binnen de PKN daar zeker anders over wordt gedacht, tenminste op onderdelen. En zelf denk ik dat ik ook zeker op onderdelen anders denk dan de voorganger van onze gemeente. En ik geef toe, ik ben geen schriftgeleerde. Dan is dat meteen maar even vastgesteld. De schriftgeleerden kunnen dan dit episteltje gewoon terzijde schuiven. Toch heb ik ook wel enig recht van spreken. Ik probeer wel te leven naar de Schrift en ook ik weet dat die op verschillende wijze kan worden geïnterpreteerd. Ook heb ik ook wel enige boeken en artikelen gelezen op dit gebied. Ook ik ben geen vreemde in Jeruzalem al ben ik nooit in Jeruzalem geweest. Monddood. Daarmee was ik begonnen. En mijn mond, in dit geval de pen, is niet gestopt. Mijn denken en ervaren op dit gebied ook niet. En neen, ik ga niet in op de schijnheiligheid die er op velerlei gebied is, waarvan ik nolens volens met mijn kinderen, in bepaalde gevallen ook van heb genoten. Maar dan tussen aanhalingstekens. Neen, ik ga niet in op mijn bezwaarde jeugd met hoeden en pakken en allerlei schijn heiligheid, dus onheilig gedrag. Dat mag mijn voedingsbodem niet zijn. Het is wel het vuurtje dat door dit soort onderwerpen als een gloeiend  kooltje tot ontbranding kan komen. Ik geef het graag toe. Dit soort zaken maakt mij dus monddood. Dit soort onderwerpen branden als latent vuurtje onder iets wat wij misschien geloofsgemoedsrust zouden moeten noemen. Maar zo zie ik het niet. Zo  zie ik juist dat het vuur van het geloof monddood kan worden gemaakt. Dat maakt het voor mij juist erger. Wat is nu de ambtsdrager van deze tijd? Als nu de Heer het hoofd der kerk is en dus, ja juist “dus” ook het hoofd van de ambtsdrager en van de “gelovige” dan worden de zaken in een juist perspectief beschouwd. Daar gaat het om. Dat is de hoofdzaak. Dat is het recht van de man en de vrouw. Dat is de plicht van de vrouw en de man.

Het gaat goed. Ik kom er nu in. En neen, ik laat me dus niet monddood maken. De aandacht van de som der onderdelen is in totaliteit er één die leidt tot het monddood maken van de “gewone man en de gewone vrouw” in de kerkbank. Vind ik. Al zal dat ongetwijfeld niet de bedoeling zijn. Denk ik. Daar ga ik zonder meer van uit. Maar dit soort schriftuurlijke benaderingen leiden in mijn geval en naar mijn gevoel naar een onderwerp die afdrijft van het Evangelie sec. En dan steiger ik. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik klop mij op de borst (fout, jazeker ik geef het meteen toe) maar dit bouwt mij niet, dit verbouwt me. En dat vormt niet mijn denken maar misvormd mijn denken. Erger, ik meen het oprecht, ik denk dat dit soort zaken de plank feitelijk misslaat. Moet ik me daar dan zo over opwinden? Ben ik heilig verontwaardigt? Ja, eerlijk gezegd wel. En ik geef toe,  zo’n heilig jong ben ik helemaal niet, gewoon een eigengereid typetje (ik zie u dit allen volmondig beamen, het zij zo) maar dit soort “schriftuurlijk benaderen” van dit- voor mij ten minste wel gevoelige onderwerp leidt niet tot dat wat Thomas van à Kempis zo mooi noemde : De navolging van Christus.

Het leidt tot Farizeësschriftgeleerdengedrag. En die kon het mooi bidden. Dat hoeven we hier niet te herhalen. Dit gebed zou ik bijna als volgt kunnen gaan uitspreken: “ Heer, ik dank u dat ik zo recht in de leer ben. Ik dank U dat ik een prachtige zonnige dag niet gebruik voor eigen genot, maar tweemaal naar de kerk ga. Ik dank U, dat ik in het zwarte pak mij weet te gedragen, en niet zoals al die nieuwlichters in confectiekleding. Ik dank u dat mijn vrouw een hoedje draagt en de rok nog weet te onderscheiden van een broek, wat des mans is. Ik dank u dat ik niet zwart werk, en leef van de genade van de belastingdienst., UWV en sociale Zaken. Dat ik vecht voor de vrijheid van onderwijs en zorg voor het huisgezin. Dat mijn vrouw geen salaris hoeft in te brengen, maar dat zij volledig tot aan  haar  recht komt. Ik dank u voor het feit dat ik niet gezwicht ben voor het gebruik van het vrije lied, maar vasthoud aan de oude liederen des verbonds, de staten vertaling en de drie formulieren van enigheid.”  Enfin, het zou profaan worden….. Ik stop.

U begrijpt, ik laat me nog niet monddood maken. Neen. Ik las het. En ik herlas het vanavond nog eens. Door de val van “de mens”  is de vrouw “monddood gemaakt”. Op dit punt ga ik akkoord met de dienst van vanavond. Man en vrouw gelijk. Beiden gelijkwaardig.  Maar dat werd na “de val” ineens volkomen anders. Tot zover ga ik helemaal mee. En dan moet ik toch de Schrift er maar eens goed bij oppakken. Inderdaad, het staat er:Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen. Goed. De andere vertaling die ik zo voor het pakken heb stelt”….Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen” of—andere vertaling”……..en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben”. Kijk, ik geef toe dat ik geen oorspronkelijke teksten kan lezen. Maar ik werd bij het lezen over het onderwerp “genade” erop geattendeerd dat de vrouw na de zondeval monddood werd gemaakt. En dat het gevolg van de zonde is, let op gevolg en GEEN opdracht aan de man, dat hij zal heersen of heerschappij zal hebben. Oorzaak en gevolg! Maar……. De vrouw die in Christus is, is NIET meer monddood. Ik dit heb ik er specifiek maar weer eens op nageslagen. Ik zal het letterlijk citeren, zodat men voor altijd weet dat ik niet diegene ben die het allemaal zo goed weet. Sterker, ik weet het allemaal zo net nog niet zo goed en verwoorden van die zaken kost gewoon denkkracht en moeite.

Maar het is wel de moeite waard om eens te kijken wat er staat beschreven: JEZUS GEEFT VROUWEN RECHT VAN SPREKEN.[1] Opmerkelijk, de eerste daad van Jezus na zijn opstanding: Hij geeft de vrouw haar recht van spreken terug. In Gen. 3 verknoeit Eva haar opdracht om de wereld te zegenen. De mens zou de aarde vullen en gezag krijgen over de schepping om die te dienen en te beheren (Gen. 1:26-28). Man en vrouw zouden zo als evenbeeld van God optreden. Maar Eva liet zich verleiden om God buiten spel te zetten. Als eerste zonder dat Adam ingreep. Zo verspilden de mensen hun opdracht. Op het moment dat Jezus een nieuw begin inluidt, herstelt Hij die misstap door Maria van Magdala het gezagswoord in de mond te leggen dat Hem alle heerlijkheid wordt gegeven. Een vrouw dus, nog voordat Hij (in Matth.28:16-20) de zendingsopdracht aan de elf discipelen geeft. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen etc. (Joh. 20:17) MARIA ontvangt de opdracht om namens Jezus te spreken…Met dat signaal maakt Jezus duidelijk dat God ons teruggeeft wat ons uit handen was geslagen bij de zondeval—eerst de vrouw, daarna de man. We krijgen weer recht van spreken (Ik vermoed dat de schrijver hier bedoeld “ze” krijgt weer recht van spreken). Als je Jezus ontmoet, wordt de vloek van de zonde verbroken. Hij stelt je in staat voor anderen in te staan en hen te zegenen, zodat je weer het evenbeeld van God weerspiegelt.” Zo. Dat is het onderdeel vrouw en recht op spreken. Vrouwelijke voorgangers die dat Evangelie verkondigen stonden in de heilige dienst van God.  Dat neemt niemand mij af. Ik geloof dat God de vrouw het recht van dat gespreksonderwerp volledig toekent. Ook in de kerk. Ik geloof dat het “heersen van de man” een gevolg is van de zonde maar zeker geen opdracht. Ik bidt: bewaar me voor dat heers gedrag. Leer mij dienen.

Ook een onderwerp, wat deze avond maar even werd genoemd is de man als hoofd van de vrouw. Ik herinner mij een gesprek met een ambtsdrager. Als wij samen bidden om de Geest van God en die komt werkelijk “Waar je dan maar”. Want Die kan wel eens heel iets anders met ons in petto hebben dan dat wij denken!” Tja, als die Geest eens door een kerkeraadskamer, en een huiskamer “waait” nou, dan waait er wat. Ik ben het met mijn broeder helemaal eens. Dat zou wel eens “doodeng” kunnen zijn. Oh, wij mannen. Wat willen we nog graag “het hoofd van de vrouw” zijn. En “heerschappij” voeren…..Maar wacht eens even: is dat Opdracht? Of oorzakelijk gevolg?????? En als het oorzakelijk gevolg is, is het dan nog een opdracht? Ook na Christus komst op aarde? Ook na Zijn verrijzenis? Rijzen nu mijn of lezers haren plots ten berge? Dat zou zo maar kunnen. Enge gedachte. Is het Dus zoals het altijd wordt verkocht? Is het OPDRACHT of GEVOLG? Is het gevolg nu ook gewijzigd door “Op het moment dat Jezus een nieuw begin inluidt (zie hiervoor)?” Helaas.

Ooit las ik een boekwerk van prof. J. Van Bruggen. Titel heb ik niet meer. Maar dit weet ik: de man is het hoofd van de vrouw. In een Christelijke gemeente. (Ik vat maar samen). MAAR: alleen geldt zoiets voor die man die “DE MAN DER SMARTEN ERKENT ALS ZIJN HOOFD” en anders NIET. Ik wil prof. J. Van Bruggen geen geweld aan doen. Ik citeer vrij en volkomen vanuit mijn geheugen. Dus mocht het anders zijn dan neem ik dit terug. Maar voorlopig ga ik er vanuit dat hier de zaak precies wordt voorgesteld zoals door velen helaas niet wordt veronderstelt. Ik stel mij zo voor dat we dat liever even als lek in ons geheugen opslaan. Verknocht aan de gevolgen van de zondeval blijven we voorlopig lekker heersen over de vrouw, emancipatie of niet, tenzij: Wij Christus hebben leren kennen. En dan geldt: GIJ GEHEEL ANDERS….. Ik wens, kortom. Geen heerschappij uit te oefenen over mijn vrouw maar haar als heer te dienen en voor te gaan in de liefde dienst aan MIJN HEER. En dat kost me soms best wel moeite. Zo.

Afsluitend meen ik dat wij als mannen mooi monddood worden gemaakt. Door de leer van de Schrift. Zij gingen als vrouwen ons meteen na de opstanding al voor. Haar naam,  MARIA, mogen wij, ook binnen onze protestantse wereld, wel eens met wat meer eerbied uitspreken. Zij was de EERSTE EVANGELISTE, ja DOMINESE. En dat is niet Rooms, maar KATHOLIEK.

IN HET PAK GESTOKEN..

Leuk hoor, om je hier nog aan te branden? Vuurtje, hè! Pak apart, status aparte of meten we onze status maar apart aan? Presbiteriaanse gedachten over het “ambtsdragerschap” kunnen al snel de wildste vormen aannemen. Aannemelijk is het voor mij allerminst dat broeder Paulus, Petrus noch Johannes, om er maar een paar te noemen, het zwarte pak uit de kast hebben getrokken. Neen, dat hebben ze NIET van stal gehaald. Daarvan ben ik overtuigd en ik stel mij voor dat anderen mij nu eens echt moeten overtuigen dat ik geen gelijk heb. Ik kan mij heel veel voorstellen bij de Presbiteriaanse gedachte van het ambtsdragers gebeuren. Priesterlijke opdracht etc. En dan verzoek ik iedereen die nu geprikkeld is, en dus vermoedelijk op de gevoelige tenen van het zwarte pak zijn getrapt, eens te gaan kijken hoe de priesters werden gekleed. En dan sleep je alle vertalingen maar van stal, maar daar is geen draad zwart bij. En als we het Evangelie (blijde boodschap van het LICHT in deze wereld) willen verkondigen dan doen we dat m.i. niet in …juist ja. Dienen. Tja. Om U te dienen of om u te dienen. Ik zou er nog zoveel over kunnen zeggen. Maar? Ik vermoed dat ik over ga tot het monddood maken van alle andere zaken die gezegd zijn. Beter een paar dienaren dan alle vacatures vervuld. Neen, ik ga er niet op in. Ik maak mijzelf maar gewoon: monddood.

Om u te dienen.


[1] Goede Genade, 365 keer door Willem de Vink