Bedroefd keek hij hem aan. “Ach, voor het eerst hier?” Zijn gezicht straalde. Wat een open blik, vol vertrouwen keek hij naar zijn dof staande snuffertje.
“Ja, meneer, ik wil, ik zoek..” Hij struikelde van enthousiasme over zijn woorden. Natuurlijk, op jacht naar hen die hem waren voorgegaan. “Zo,” zei hij, “ik wil u graag van dienst zijn”. Daar kunt u uw jas ophangen, en oh ja, wilt u uw telefoon uitzetten? En, de koffie of thee zelfs chocolade is gratis, nog wel, en dan mag u die daar gebruiken. Die mag niet mee de studiezaal in, begrijpt U? Het zou zo jammer zijn als de koffie over de prachtige historische stukken gaan. En nee, geen tassen natuurlijk.”
“Ja, maar, ik wil alleen maar even Jan van Marie opzoeken. Hij was getrouwd met de dochter van de zuster van mijn betovergrootmoeder en ze moet ergens omstreek 1800 zijn geboren. In Waarder, meen ik, maar het kan ook wel wezen…”. Opnieuw werd een meewarige blik naar die nieuwe gast gezonden. De ogen verharden. Zeker, weer zo’n gast die weer denkt dat alles zo eenvoudig is in het leven. Even dit en even dat. “Meneer, even is een moment dat hier niet werd vastgelegd. Het gaat hier over levens. En hun geschiedenis. De woonomstandigheden, de plaats, wellicht een boerderij, een molen of…”
Dovemansoren. Daar had de gast “geen tijd voor”.
De medewerker was echter onverbiddelijk. Jas uit, telefoon uit, geen tassen noch jassen zijn toegestaan in de studiezaal. “Tjonge, meneer, dat de koffie nog gratis is. ’t Is geweldig !” Wat een service!”
De inschrijfprocedure werd eenvoudig in werking gezet. De gast kreeg een bezoekerskaart uitgereikt. En als een dolle speurde hij langs de boekenrekken met allerlei bestanden. Dtb’s van Woerden, Zegveld, Waarder, Bodegraven, Reeuwijk, de bezoeker wilde ze allemaal en allemaal gelijktijdig op zijn tafel neerkieperen. Hulpvaardig en aardig zoals de studiezaalmedewerker betaamt werd gevraagd of “meneer enige hulp nodig had om wegwijs te worden in de hoeveelheid voorhanden materiaal”. Nou dat had meneer niet nodig, hij redde zich prima.
Gniffelend zeeg de ambtenaar weer neer op zijn zetel. Ik zag hem denken: “ach arme ziel, ernstig ziek”. Een collega-ambtenaar kwam binnen. Aflossing van de wacht. Een blik van verstandhouding: ernstig ziek. Beiden spraken zonder tegen elkaar wat te zeggen: Genealogenvirus. Je raakt er nooit meer van verlost.
Tot de dood ons scheidt.