‘ Ha Japie, jonge jonge wat een wind!”. Schele Japie, de kroegbaas van café de Gulle Gaper loenste eens naar de binnenkomer. Schele Japie zag het toch wel goed, dat moest Wapse wezen, maar verstaan deed hij hem bijna niet. De wind bulderde door de nauwe steeg en dan leek het wel of ie ook scheel aan z’n oren was.
‘Ben jij dat Wapse? Doen de deur effe dicht, ik kan je bijna niet verstaan!’ De deur werd toegedaan. Wapse wiste zich het zweet eens van zijn gezicht, schoof de pet in de jaszak en hing zijn hele outfit aan de kapstok. ‘ k Lust wel een bakkie troost, man. Goeie, wat een wind’. ‘Ben je met de fiets dan? Want dan had je wel wat weg te trappen”’ Kijk, schele Japie was niet gek. Je moest een beetje klantvriendelijk zijn. Meeleven met je mensen is het beste voor de omzetwensen. Trouwe bezoekers konden nog wel eens wat extra’s in het laatje brengen in deze moeilijke economische tijden. Van het kabinet had je niks te verwachten. Eerder extra aanslagen van de belastingen onder het mom van die Grieken die hun Ouzo-tjes op onze kosten konden blijven innemen. Neen, Japie vond die club in Den Haag maar niks. Hij moest het wel hebben van het gewone volk. Japie grinnikte in zichzelf. Henk en Ingrid, ja ja, maar die jongen die ze geïntroduceerd had kroop toch maar mooi over de rug van Henkie en Ingridtje naar de politieke top. Neen, gevaarlijk mannetje, dacht Japie. Die Harms en Wapse da’s een ander kaliber.
Wapse had plaats genomen. Japie had de geurende koffie in zijn grote kop aangereikt gekregen. Het was toch rustig in de tent dus Japie schoof meteen maar aan. ‘Gruwelijk wat een wind, Wapse, en dat jij met jouw lijf toch op de fiets bent, geweldig. Ik bewonder je gewoon.’ Wapse glom. Dat vond hij wel leuk. ‘Heb je nog wat van Harms gehoord?”. “Man, das zo’n snuffelaar in ouwe boeken, die gaat toch niet door weer en wind…” maar net op dat moment gierde de wind door de kroeg en viel de deur hard in het slot. Harms. Hoed op, kraag omhoog, verwilderde baard, maar onmiskenbaar onze Harms.
‘Ha volk, mooi je hier te zien, lekker weertje en ook goed voor een bakkie!’ Nou, Harms was weer binnen. Die had altijd een pesthekel als mensen niet groetten, en dat moet gezegd, hij deed het trouw. Wapse en schele Japie, zijn vrienden, waren ook wel vrienden voor het leven. Neen, Harms wilde wel dat hij met pensioen was, kon ie meteen lekker gaan fietsen met zijn makker en uitzakken bij Japie. ‘Ben je met de fiets dan, Harms?’ vroeg Wapse. Harms keek verwondert. Natuurlijk was hij op de fiets. Hij was altijd op de fiets. Hij had als levensmotto nota bene ‘met de fiets onder de hand kom je door het ganse land. Hij knikte. Snoot zijn neus en ging er maar eens goed voor zitten. ‘ Eentje van het huis, voor die sportieve mannen,’ zei Japie.
‘Heerlijk man, jij bent een beste kastelein’. En Harms genoot van de geurige donkerbruine kop koffie. Schele Japie glunderde van oor tot oor. Beste mensen, dacht hij, beste jongens.
‘Wapse, vertel eens, ben jj ook met de fiets? Ik meende dat ik je zag fietsen, maar wat ik ook deed, ik kon je onmogelijk inhalen. Jij hebt toch , wat zeg ik, dat doe je nog steeds, een rokertje. En ik maar trappen tegen die wind in, maar inhalen? Man, ’t Leek wel of de duvel op je hielen zat. Ik ben kapot van zo’n stukkie tegen de wind in, maar jij kijkt of de wereld op zonnig staat!’ Harms keek eens naar Wapse en wreef eens bedenkelijk door zijn baard.
“Doe maar eens in Japie, en vergeet jezelf ook niet’. Nou, dat liet Japie zich niet twee keer zeggen. Hij hoorde ineens weer prima. Da’s zaken doen, zelfs met de wind in de schoorsteen. Meteen nam hij de hele fles Sonnema maar mee, want iets anders was voor deze broeders van de fiets niet toegestaan. Dat wist Japie.
Harms keek nog eens naar Wapse. Wapse keek teveel neutraal in de ruimte. Zelfs geen troebele blik, maar van die stiekeme glimmertjes. Neen, Harms vertrouwde het niet. ‘ Wat, jongen, kun jij niet eens meer zo’n stukkie trappen? Je word oud Harms, krakkemikkig denk ik. Je moet eens meer trainen!’ Oei, Japie zag zijn omzet gelijktijdig slinken en schoot meteen in de houding om nog maar eens bij te vullen. Dat moet niet. Trainen neen, drinken moeten ze en terugkomen.
‘Mannen, nog eentje?’ Zo’n dwingende vraag die de beide mannen natuurlijk helemaal niet konden noch wilden afslaan. Zwijgend nipten ze nu aan de Beerenburgers. ‘Nou, hoe lang heb jij nu over dat stukkie gereden Wapse?’
“Stief kwartiertje, jongen stief kwartiertje en toen was ik er.” Amechtig keek Harms naar boven. ‘Dat geloof ik niet, stiet hij uit, een kwartiertje. Ik was dik een halfuur bezig met die wind!” Ja Japie geloofde Harms wel maar keek nu toch ook verwondert naar Wapse.
‘Hoe doe je dat man?’. Na een diepe stilte schoof Wapse wat ongemakkelijk met zijn stoel. ‘Japie, tuut eens in…” Japie liet het zich niet nog een keer zeggen.
“Wel Harms, Japie, ik , ikke , heb van de vrouw een nieuwe gekregen. Met electriek erin, en dat gaat me toch hard….”
Harmelen, 10/03/12
Teus van Oosterom
Een verstandige vrouw heeft die Wapse.
En de fiets ,Een Koga zeker ?
Pieter, ik zou maar een boek gaan schrijven.over die Japie en Harms en Wapse.
Doe ik het voorwoord.
Groeten, Teus Wapse.geboren Oosterheem.
Pieter
Ik ken zijn broer. Die heet Jan en die schrijft al boeken.
Marcel
Great document, I truly enjoy posts of your stuff.