Het is stil in huis. Harms peinst. ‘ In wat voor een bijzondere wereld leef ik eigenlijk. Nog geen 50 jaar geleden wisten we helemaal niks van mobiele telefoons. Kleurentelevisie was er niet en mijn afkomst was weliswaar bekend, maar hoe het in elkaar stak?’ Harms wist het zeker op die leeftijd niet.
Wat rijgen de dagen, maanden, jaren zich eigenlijk hard aaneen. Mem zit op haar bankhoek. Puzzelen is een fenomenale bezigheid. Harms is niet zo’n puzzelaar. Dat had ie al teveel gedaan in zijn leven en de levenspuzzel is nog steeds niet opgelost. Neen, hij schud zijn wijze manen, draait het gehoor op zacht en verdiept zich in de oude stukken. Da’s waar ook. Hij moet binnenkort nog een verhaal vertellen. Dat heeft ie al eens eerder gedaan. Daar waren misschien wel honderdvijfenzeventig mannen en vrouwen. Hij was zich te pletter geschrokken. De vrouw was er ook minder gelukkig mee geweest. Maar dat lag aan de inhoud van zijn verhaal. Harms moest er in zichzelf ook nog wel een beetje om lachen. Dat kon gebeuren natuurlijk. Er zich veel van aantrekken deed hij niet, maar stiekem had ie het er eigenlijk ook wel weer verrekte moeilijk mee gehad. Kritiek kon hij kennelijk niet best verdragen. Neen, hij had, waarschijnlijk net als alle andere menselijke wezens, veel meer behoefte aan een goed kompliment.