Vandaag moest ik er even bij stilstaan.’s Nachts dan natuurlijk. Maar dan is er geen computer bij de hand en ik ben ook niet zo bij de hand dat ik een laptop mee naar bed neem. Pen en papier liggen uitgeschakeld in het keurslijf van hun makers. Dan maar gewoon op de ervaring.
Deze week had ik weer een bijzondere ontmoeting en deze week las ik over een bijzondere ontmoeting. Dat lezende gedeelte bewaar ik maar voor het laatst en het levende gedeelte zal de opstap zijn naar de lezende ontmoeting.
“Hoe ouder ik word, hoe meer ik mij ontwikkel. Ik word steeds cynischer, ze doen maar, kan mij niet meer schelen. Ik doe waar ik zin in heb en ze bekijken het allemaal maar. Eigenlijk merk ik dat er maar een de aller aller beste is en dat ben ik. Soms denk ik dat als ik er niet ben, hoe kunnen de zaken dan eigenlijk nog gewoon doorgaan? Ze kunnen ook niks. Moet ik dan zelf alles doen?”
Dat is de eerste en beslist niet de laatste.
De tussen aanhalingstekens geplaatste tekst. Is niet letterlijk maar figuurlijk wel letterlijk uitgesproken. En rakend aan het feitelijk gesproken woord kunt u van mij aannemen dat het het feitelijk bedoelde woord geraakt heeft.
Iemand in de leeftijdscategorie van 40-50.
Inderdaad. Het kan helemaal waar zijn zo gezegde: hoe ouder hoe wijzer. Maar hoe ouder ik word hoe meer ik hieraan ga twijfelen. Althans bij zo’n ontmoeting. Eigenlijk zakt de moed je spreekwoordelijk in de schoenen. En soms loop ik al zo moeilijk.
Weet je, bij zo’n “ontmoeting” wil ik dan ook niet langer stil staan. Gruwelijk om te bedenken dat je in alle toonaarden die in ons brein kunnen opkomen moet gaan bedenken hoe iemand die volstrekte negativiteit van het half lege glas niet kan ontdekken noch erkennen dat het nog voor de helft is gevuld?!! Waarom altijd maar kijken naar de “leegheid van de helft” terwijl er “de volheid van de helft” is? Ooit heb ik iets geleerd van” tel Uw zegeningen en vergeet er geen”. Ik ben de tel al lang kwijt geraakt, maar zegeningen? Ze waren er en zijn er te over.
Als ik het nu even teruglees dan gruw ik er eigenlijk een beetje veel van. Veelvuldig negatief denken is niet synoniem aan min vermenigvuldigen met min. Dat leidt in de rekenkunde nog steeds tot iets positiefs maar in de praktijk van het geestelijk leven leidt zoiets alleen maar tot de mestvaalt van menselijke redenatie. Het stinkt en werkt verstikkend.
Gelukkig. Er was nog een ontmoeting. Een ontmoeting als gevolg van een “voor de vuist weg redenatie”. President Obama raakte een keer eens even van zijn stuk. Recht voor de raap gaf hij even zijn opvatting weer van de uitvoering van de taak van een dienstbaar ambtenaar. Die volgens het boekje een wat lastig heerschap op zijn nummer had gezet. Laat dat nu net een vriendje van de Big Boss zijn. ’t Kan verkeren. En Obama sprak. Vernietigend. En Obama bad “oh, wat heb ik nu toch weer gezegd?” Want ja, berouw komt, ook voor presidenten, na de zonde. Maar hier getuigd dan toch dat soms blijkbaar ook, al dan niet ingegeven door de grote publieke verontwaardiging, het geheel een geheel andere wending kan aannemen. Samen zullen ze dan maar eens een biertje drinken. En zo zaten die week twee wit gekleurde mensen en twee donker gekleurde mensen aan een tafeltje met een biertje.
Ik moest wel lachen.
Een biertje is bruin. Met een witte schuimkraag.
Het is beter een biertje te drinken met je vijand dan een woordentwist aan te gaan. Soms steekt “wijsheid” de kop op.