’t Zou wat. Eindelijk, eindelijk is het er van gekomen.
Harms keek nog eens schielijk in zijn rariteitenkabinet. Het maken van een selfie werd net zo snel weggepoetst uit zijn gedachten als de gedachte aan het maken van een selfie.
“Helemaal geen eer aan te behalen”, mompelde hij voor zich uit. ’t Gaat komen, man, ’t gaat komen.” Praten in jezelf. Net je moeder.
Harms schudde zijn grijze manen. Keek nog eens aandachtig in zijn spiegelbeeld en besloot om daadkrachtig de kuierlatten te nemen. ’t Zou echt gaan gebeuren.
Enkele uren later had Harms zich geïnstalleerd aan de rand van de pomp. Ze kunnen allemaal naar de pomp lopen, dacht ie. Ik ben al dat geklier over kosten en rijden en parkeren en zo zat. Zij had hem tabee gewenst. “Geniet er van jongen, ’t zal je goed doen.” De uurtjes rijden had hij er wel voor over. Even naar de plek van de roots. Al zo lang wilde hij daar eens bivakkeren. En zo had hij zijn kleine tent uitgestald in het heitelân.
Harms krabde zich eens in de snorhaarden. Zou hij nu toch eens naar die verrukkelijke taveerne gaan van de Gulle Gaper. Nou, dat werd werkelijkheid. Bij binnenkomst was niemand aanwezig. Maar meteen kwam de heer des huizes binnen. “Wat zullen we nou krijgen? Harms, jij hier man? Wat een super verrassing”. Enfin, Harms had het naar zijn zin. Maar Wapse? In geen velden noch wegen meer te bekennen. Een vreemde Duitstalige ziekte had Wapse van het leven beroofd.
Harms hoorde het verhaal eens aan en zuchtte. “Ja, beste Jan, zo gaat dat in het leven. Mijn buurman zaliger zei het al: “jongen, met een schreeuw wordt het leven verwekt, met een schreeuw wordt van het leven afscheid genomen. De een van vreugd voor de daad van voortplanting, de andere schreeuw als gevolg van zaaien in de dodenakker”. En daar tussendoor? Schreeuwen van vreugde en schreeuwen van verdriet.
Harms keek eens op naar zijn gastheer. Of ze elkaar al jaren kenden. “Hier man, neem nou de belevenissen maar mee. Lekker onder de luifel van je tent. En met eentje van Fedde, dan zal het gekruide verhaaltje wel genuttigd kunnen worden. Want je weet, van het concert des levens…” “Ho Jan, dat is mijn gezegde geworden: van het concert van het leven krijg je geen programma, maar van de partituur sta je soms zo maar versteld. De dissonanten in die partituur zijn soms zo verrassend, verschrikkelijk om te ondergaan en verrassend in zijn zegeningen. Maar vaak niet echt leuk hoor.” Jan keek Harms eens aan. “Ach jongen, ik mag hopen dat je betere tijden mag ondergaan. Op weg, de weg inslaan naar het onbekende.”
Met een bittertje. Net zo gekruid als het leven. Wapse is ten einde. Wat Krijn en schele Japie er ook van vinden.