“Vrouwke, ik ga even met de hond weg.” Daarna was het aanriemen, jas aan en even lekker weg. Gewoon met dat kleine beestje eruit. “Goedemorgen meneer”. Groetend stond de kleine man uitgerust met rugzak hengel, schepnet, tangetjes en andersoortige uitrusting langs de waterkant “Mooi natuurgebiedje hier, meneer, maar die snelweg?” “Dat is nieuw. Eerst was er een klein smal pad en blubberig. Maar nu denkt men de oplossing te hebben gevonden in een semi snelweg. Aan het vissen?” “ Ach, een mens wil wel eens even wat anders. Het snoekseizoen is nog een paar dagen en open dus moet ik het er nu van nemen.” Tevreden en met scherpe blik gericht op de waterkant stapte de visserman parmantig door de graspollen naar de kant van zijn jachtgebied.
“Nou succes, dan maar, goede vangst”.
Of mijn woorden hem bereikten, weet ik niet.
Niet veel later stapte ik met mijn kleine rakker door de half verwilderde en gecultiveerde rondweg van het natuurgebiedje. Ook dit mens wil wel eens even de grijze hersentjes op ander niveau tillen. Na een klein kwartiertje draaide ik terug. De visserman was volop aan het hengelen. Zijn kleine, mooie soepele hengel zwiepte langs de waterkant.
Ineens verstrakte lijf en leden. Spanning ten top. De gierende adrenaline door het lijf joeg ook bij mij zelfs de spanning op tot een hoog voltage.
Raak, de hengeltop zwiepte links, rechts, boog door en de vislijn gierde door het zwerk. De op afstand waarneembare spanning van hengel en tuig dweepte mijn nieuwsgierigheid naar een hoogtepunt. En ja, daar werd de flinke snoek in het vangnet op het land getild. De rugzak zwiepte af, een tang en handschoen werden uit de uitrusting getoverd. De snoek had zich natuurlijk gewenteld in het net. Met enkele technisch vaardige handen werd het dier ontdaan van de dreg die dwars door de bek was geslagen. Het meetlint gaf aan 72 cm, van kop tot staart.
Ontdaan door de scherpe haken keek het dier met diepdroevige ogen mij aan.
“Ge mag zo weer gaan, joh,” fluisterde ik hem toe. Lodderige ogen keken in mijn ziel, alsof ze het had begrepen.
“Meneer, wilt u even?” De vissersman keek mij met troste blik aan. Een klein duurzaam telefoontje werd voor mijn neus getoverd. “Wilt u even?” Natuurlijk wil ik. Even een prachtfoto. “Kan ik mijn eigen zoon overtuigen dat deze jachtpartij niet voor niks was, meneer. Dank u wel.” Een foto werd genomen en eentje tegen het bibberen. Tevreden en trots keek de hij mij aan. En vervolgens werd zijn prooi weer aan de elementen van vuur, lucht en water in eigen habitat losgelaten.
Dat was maar even. En voort ging de jacht.