Wonderlijk. Links, rechts, links, rechts. Het loopritme van deze zondagavond. Het gaf letterijk een “schwung” aan deze nachtelijke wandeling. Aardedonker. Maar in die duisternis vliegen de gedachten en herinneringen als kleine veelvuldige fruitvliegjes door het geestelijk firmament.
De stilte was tastbaar. Voort ging het. Van 5,4 al snel naar 5,9. Voort. Op de Veldweg. Hoe vaak had ik die al gelopen? De laatste maanden al heel wat keertjes. En in mijn jeugd werd de zondagse wandeling altijd gedaan op de Veldweg. Toen nog met leem, keien, gaten en kuilen.
Daar. Stond het huis van zuster Wierda en het Groene Kruis. Maar zuster Wierda, zo realiseer ik mij, heeft geen straatnaam in Doornspijk. Oei, een gemiste kans voor de straatnaamcommissie. Wat moet juist zij veel betekend hebben voor de Doornspijkse ontwikkeling, zoveel is wel zeker. Een standbeeld zou misschien zelfs wel op zijn plaats zijn. Nu is daar eigenlijk bijna een kerkelijk gebouwtje neergezet van de Evangeliegemeente.
Zo stiefelend, links, rechts, links, rechts, besef ik dat er plannen zijn voor nog een kanjer van een kerkgebouw op de plek van de oude Vuurdoorn, ik ruik nog de planten in de kas. Er moet blijkbaar een giga kerkgebouw worden geplant. Toen maar, blijkbaar is het allemaal niks te gek voor Doornspijk.
Wat er verder in mijn geest zich afspeelt, laat zich raden. Aan de kerk waarin ik gedoopt ben is nog steeds het oude kleuterschoollokaal gevestigd. Daar, waar ik voor het eerst door Sinterklaas vermanend werd toegesproken.
Voortgaand op de Veldweg loop ik langs het kleine slootje waar bijna een hele kleuterklas in is gekukeld. Als afscheid van, en ter ere van Judith Fleurke, mochten wij met zijn allen “visjes vangen”. Jammer alleen, dat het hekwerk niet bestand was tegen zoveel jeugdige overmoed. De paniek in de ogen van onze juffen staat mij nu nog helder voor de geest.
In het pikkedonker vervolgde ik de weg. Alleen mijn geest werd verhelderd door prachtige herinneringen. En dan, ineens, “goeie avond”. Man, vrouw en een kanjer van een hond doken plotseling voor mij op. Bij Soppenhof. Och heden, die gedachten stop ik nu maar in het laatje “fijne jeugdherinneringen”. Maar mens, wat een schrikken. Zonder enige vorm van verlichting op die donkere weg. Voort ging ik. Mijn Action lampjes zorgvuldig om mijn handen. Geen auto’s, geen fietsers. De oude Zeeweg, wat een verademing ten opzichte van ruim 60 jaar geleden, werd ingeslagen. Op richting de Horst tegenwoordig heet dat geloof ik “De Klompenburg”. Kwiek voortstappend, tevreden over gemis aan herrie, geluiden en regendruppels deed mijn pas mijn wandelsnelheid versnellen tot 6.1 km per uur.
En dan?
Uit het niets, uit de dikke duisternis, ineens een schim. Mijn lampje werkte nog sneller dan het licht zelf. “Oh, hallo”. “Ook goeien avond”. Nou, dat had ik direct wel door: dat was vast geen Doornspijker. Zuiver Hollands.
Zijn ietwat, vale, gele hesje deed mij veronderstellen te maken te hebben met een hardloper. Hardleers als ik ben, meteen een oordeel. “Ach, mijn beste, heerlijk lekker hé, geen verkeer…”. Ik zag de man verbouwereerd aan zijn hoofd plukken. “Ik, ik, ik luister..”. zei hij op bijna fluisterende toon. “Maar mijn beste, hier hoor je toch niks?” Met een lamp zo scherp als een scheermes, zodat alle duisternis om mij heen verdween, bescheen hij mij even met een gemompelde verontschuldiging voor zoveel lamplicht. De lamp werd uitgedaan. Ontdaan van die scherpe lichtval vroeg ik “maar ik hoor toch niks..?”. “Neen, ’t is mooi werk man. Ik luister naar een preek. Kan ik mooi doen met zo’n wandeling”. Pas nu zag ik dat de man zijn “oortjes” uitdeed.
Verbouwereerd stond ik op mijn stutten. De beste man zal het vast niet gezien hebben. Nog nooit van mijn leven had ik zoiets meegemaakt. Luisteren naar een preek tijdens een wandeling. En het zal vast eentje geweest zijn van drie punten. En dus wel een wandeling van ruim 1 ½ uur. Vermoed ik. Ik heb het niet gevraagd. Horen zingen heb ik hem trouwens ook niet. Maar ik wenste hem een “goede voortzetting”. Mijn weg vervolgend bleef ik mij even verbazen. Zo’n (f)luisteraar had het moderne overdrachtsevangelie in de broekzak op zondagavond. En nu nog beweren dat die “kerkgangers” te dicht op elkaar kropen in Coronatijd? Ik dacht het niet. Geen 30 man. Een oordrager, een geel hesje, een pet en als een eenling “onderweg” als een vereenzaamde Emmaüsganger.
Verbaasd en een beetje verdwaasd heb ik mijn weg voortgezet. Welke preek? Wie preekte?
Ik heb het niet eens gevraagd. Duidelijk is wel, een apart gebouw is niet meer nodig. En na al die beslommeringen, in en met gedachten al dan niet erg filosofisch, loop ik door de Lageweg. Onbewust was ik weer op de Wolter Vinckeweg aangeland. Neen. Het geboortehuis stond er ook al niet meer. Het hele handeltje was sterk veranderd. Slechts de giga kerk stond op dezelfde plek. Ook inmiddels in de loop der jaren van een extra puist voorzien. Tja, dan heb je toch geen gebouw extra nodig? Vreemde fratsen.
Ik liep door. Naar de Deel. En deel thans mijn wandeling over een heerlijke stille donkere zondagavond. Een fluisteraar en twee luisteraars.
Meer ben ik, behalve mijzelf uit de herinneringen, niet tegengekomen.