“Nou, Harms, je bent er weer vroeg bij. Het bevalt zeker wel goed op de Zandhorst?”
Harms keek wat bedenkelijk. “Mag ik eigenlijk wel bij je aan komen schuiven? Het is Coronatijd. Je bent toch kats van de wereld afgesloten?”
“ Ach, weet je Harms, als jij komt, ben je toch geen klant. Dat heb ik nu al vaker gezegd. Je bent alleen, je bent mijn vriend en nu je ook nog eens verhuisd bent van de slappe veengrond naar de zandgronden op de Veluwe, moet je bij mij toch wel even voor een babbel, een bakje en een BeBe’tje kunnen aankomen?
Als die Hoekstra zo genaamd per ongeluk aan de schaats raakt (heeft er nota bene een heel team van medewerkers op zitten, maar oh, oh, wat zijn wij sullig geweest nooit over nagedacht…) nou, Harms, als jij, bij elke scheet die je laat, je afvraagt of dat handel en vooral wandeltje van je wel Coronaproof is, dan zullen ze hier potjandrie nog eens moeten aankomen met “handhaving”. Ik zeg je, ik word er gewoon puur opstandig van, Harms. Ben bijna ziek aan het worden, niet door Corona, maar door dat gedraai, gelieg en gemieter van die heren in Den Haag. De een pakt zijn schoonmoe, de ander stiekem, oh wat ben ik weer zielig, de schaatsjes, en zo draaien en liegen we door. Bah. Breek me de bek niet open. Ik zeg het nu effe heel plat, maar die waardeloze draaikonterij, daar kan ik echt niet tegen.”
Harms keek alsof hij het water zag branden. “Tjonge, Japie, wat een preek. En wat een degelijke preek. Je woordkeus, nee, die kan ik helaas niet geheel appreciëren, maar wel de strekking van je ingenomen en verwoorde standpunt.”
Japie keek zo vurig van zich af. Een mens zou er bang van worden. Als Friezen echt opstandig worden…
“Ja”, vervolgt Harms, “mijn vriend E.J. Harker…” “Oh, heb jij een vriend? Man, wat leuk. Gezellig weer eens iemand om mee te kunnen kouten. Waar komt die vandaag, Harms? “
De belangstelling van Japie was oprecht. Het stemde Harms dankbaar.
“Hier man koffie, en een lekker stukje Fries suikerbrood, is ook heerlijk om er bij te doen. Met dit zonnetje erbij, wat wil een mens nog meer?”
Harms keek dankbaar naar zijn schele vriend. ” Zeg, Japie, Wapse die krijg je zeker ook al niet te vaak meer op de koffie?”
“ Nee, Harms, die heeft geen bal meer te vertellen thuis. Mag niet weg van de vrouw, wat dat betreft Harms, heb jij een hele beste. Je gaat zeker ook al weer alleen kamperen? Of gaat die, hoe zei je dat? die E.J. Harker, mee?”
Harms schudde zijn hoofd. “Ja Japie, mijn vrouw? De beste en het beste wat mij is overkomen, maar E.J. ? Ach Japie, ik heb hem wel gepolst. Maar ’t is meer een type van: uw ontbijt, meneer Harker, is alles naar wens? Eentje die wel gesteld is op de egards van een ober en een goed hotel. Zeg maar toch niet helemaal mijn soort. Maar ja..
Japie, wie het breed heeft…En laat ik eerlijk zijn, met die fratsenmakerij in hotelletjes en zo, nee, daar heb ik niet zoveel mee. Een lekker krakend slaapmatras, piepende vogeltjes, ristelende muisjes en een flink windje langs de scheerlijn Japie, dan voel ik mij in mijn element. Zoals tijdje terug. Ging het dak eraf bij AZ. Weet je nog?
Man, ik stond met mijn tentje vlak bij zee, vol in de wind…lachen gewoon. Heerlijk.
Doen we nog een bakkie? Want eerlijk is eerlijk, jouw bakkie is niet te versmaden. Was onlangs nog bij E.J. Harker, zeg maar Harker, en kreeg van zijn ega ook koffie. Best man. Best te drinken. Kon ook een koekie van af, niet zo’n kleintje, nee en lekker hoor. Maar ik heb me (misschien voor het eerst in mijn leven, maar toch) toch maar bescheiden opgesteld. Niet genomen. Maar jonge, het water liep me door de mond als een rivier door de bedding.
Enfin, E.J., ja, da’s ook wel een degelijk jong. Ik weet alleen nog niet zo goed of ie net zo’n pias is (niet verkeerd bedoeld natuurlijk) als Krijn. Kijk, met mijn eigen vrouw en de raad van Elf konden wij in onze vorige woonplaats gewoon carnaval vieren (nou ja, die raadsheren kwamen gezellig bij ons op de koffie met vlaai) maar of dat nu met E.J. ook kan? Krijn zag daar de lol wel van in. Vooral die “apepakjes” . Die zou zo meedoen, weet je. Maar ik denk eigenlijk wel dat de vrouwen het wel met elkaar kunnen vinden. De tijd, Japie, de tijd, die zal het ons leren.
Weet je, mocht jij eens op de Veluwse grond komen, en neem Anneke gerust mee hoor, bij ons is iedereen welkom, nou ja, behalve die Wopke en Ferd en al dat soort kornuiten, die niet, die maken er alleen maar show van, maar dan krijg je ook van het huis een bakkie Japie.
Gaan we eens gezellig stukkie stiefelen over de Veluwse gronden. Voorzien van zwijnen, schapen, edelherten, dassen en wolven. Daarover valt heel wat af te kouten. En weet je, E.J. Harker, die kun je op zo’n tocht best mee nemen. Die loopt net niet te hard, heeft mooie verhaaltjes en doet zijn naam van Harker echt eer aan. Maar als Fries, Japie, hoef ik jou toch niet uit te leggen waar dat voor staat?”
Japie keek eens naar Harms. “Nee, Harms, dat is mij meer dan volkomen duidelijk. Maar ik ben op mijn ouwe dag niet meer zo’n stiefelaar. Ook nog eens op de 1,5 meter. Nee, man, doe dat dan maar met E.J. Harker. Dan kun je lang een breed keuvelen, babbelen of kletsen, jij en ik snappen dat tenminste. Ik zal wel eens aan Wapse vragen wat ie daar van vind. Wapse is per slot, laten we eerlijk wezen Harms, wel een echt wijsgierig en nieuwsgierig ventje. Dat kleine pientere boertje zal vermoedelijk toch ook wel doorhebben wat hij met E.J. Harker aan zijn spreekwoordelijke pet heeft hangen. ’t Zou mooi zijn als die twee elkaar eens konden ontmoeten.
Weet je, Harms, het gaat wonderlijk in het leven. Wat mag je? Eigenlijk alleen maar een beetje fietsen of wandelen. Op bezoek? Ben je helemaal. Dat gaat niet. Je weet: de Gulle Gaper is gesloten. Maar de heren in Den Haag, ze deden een plas, lezen ons zo nodig de les, maar het blijft zoals het was. Gesloten voor alle verkeer. Vreemdelingen en onnodige visites, ze zijn niet meer toegestaan. Maar mooi, dat wij in ieder geval samen al dan niet met E.J. Harker, een ommetje kunnen maken.
Laten we maar een rondje doen, om die mooie oude kerk van je, in Doornspijk, Harms.”
Even zweeg Japie. Ook Harms gedachten zwierven langs het firmament van ongepolijste wolken. ‘t Jonge, die Japie, die was toch ook wel een beetje anti-corona aangestoken.
“Maar Harms, hoe heb je nu die vriendschap zo kunnen aanknopen, met die Harker?”
Japie keek eens schuin naar Harms. Met een fles BB, op zijn Fries en nu niet te zuinig , schoof Japie het volle glas naar Harms. ’t Leek warempel wel of Japie de streken van Wapse overnam.
Hij wil het wel erg graag weten, schoot het bij Harms door zijn hoofd.
Opnieuw verzonk Harms zogenaamd, in diep gepeins. Even nipte hij aan het glas. Tot grote verbazing van Japie bleek die ene nip voldoende om de bodem van het glas te laten zien. Tjonge, die Harms had hem best zitten. Japie schoof de fles nog maar eens door. Spraakwater maakt praatjes los, Japie wist er alles van. Bij Harms was het alsof de somberheid, de melancholie, de overhand keeg. Geen vrolijke dronk, blijkbaar. Japie schudde zijn hoofd en zag een traan stiekem weggepinkt worden bij Harms. “Ach, Japie, lees het maar eens in mijn geschriften. Die geven je antwoord op je vragen man. Getroffen ben ik door zijn hartelijkheid, zijn jeugdigheid, zijn… nou ja, lees het maar eens na. De (f)luisteraar…”
“Oh, Harms, ik snap het, proost mijn beste. Dat de vriendschap maar mag blijven. Harker zei je? Dan heb ik het goed gehoord. Mooie naam man, E.J.? Ook niet verkeerd, mag met ere worden gedragen”.
Harms keek dankbaar op naar zijn vriend. Bijna fluisterend zei hij: “gelijk heb je, Japie. Dat heb ik hem ook gezegd. Zelfs mijn broers reactie was: zo, die mag hij met ere dragen. Kijk, Japie, daar werd ik echt effe stil van.
Weet je, kerel, laten we er nog eentje nemen. Hij geeft wel weer een beetje sappigheid aan het bestaan, zal ik maar zeggen.”
De gedachten en woorden van Harms waren ook voor Japie bijna teveel van het goede . Wat fijn voor zijn vriend, dat hij weer een vriend had om mee te kouten, te keuvelen, te sjokkeren door de Veluwse paden. Och heden, wat zou het toch fijn zijn als zij samen in de Friese Wouden…
Harms staarde in zijn glas.
Japie keek. Naar het lege glas.
“Kom aan, man, op een been valt niet te lopen. Laat Harker het maar niet horen…”
20/21/02/21