In het kleine stadje in het midden van het land gierde de eerste najaarsstorm door de straten. De man had het kleine uithangbord van petit brasserie L’étable.
opgemerkt doordat het heen en weer slingerde in de sterke wind. Vlak achter een groot hotel/restaurant. Wat achteraf.
En ineens voelde hij sterke behoefte zijn smaakpupillen eens te verwennen.
Met zijn ene hand de hoed vasthoudend, duwde hij met de andere de wat zware deur open. De klapdeur schiet open. En meteen verstomde het geroezemoes. Alle ogen richten zich op de nieuwe binnenkomer. Helemaal in het groen. Met groene hoed.
“Ha, meneer Groen. Welkom. Zet u bij ons!” De man werd aangesproken door een gezellige Bourgondiër. “Tjonge wat een drukte, mensen. “ Ja meneer, we zijn hier bezig met een wedstrijd. Een literaire wedstrijd. En hoe meer zielen hoe meer vreugd. Kom er maar gewoon bij zitten. “Oh, wat voor een wedstrijd mag dat dan zijn?” “ja, meneer eh…” ‘ Noem mij maar Groen, dat past wel bij me”’. ‘ Oh, eh, beste Groen, we zijn bezig met een literaire wedstrijd voor het beste kerstverhaal. En noem mij maar De Dikke, zo noemt iedereen me. Kan ik wat aanbieden?” Groen keek zijn ogen uit. Wat een mensen. Veel te druk voor hem. Hij wilde wel weg, maar De Dikke meende toch dat hij maar moest plaatsnemen.
Groen kieperde zijn groene hoed op de kapstok, liet de jas gewoon van zijn smalle schouders glijden en bromde “ geef me dan maar gewoon wat bruinebonensap”
“ Bruinebonensap? Wat mag dat nu weer wezen, hier is het bier of wat anders, maar…Nu waren alle ogen op Groen gericht. “Ja, mensen, luister, als jullie zo literair bezig zijn dan snap je toch wel dat ik, simpele ziel, de zaak wil vereenvoudigen. Sap van bruinenbonen is gewoon koffie’ , Groen grinnikte. Tja, daar had hij die wijsneusjes al aardig beet.
‘Zeg Groen, komt eraan man. Maar, je komt niet van hier hè”? Want je taal is toch wel even van het noorden of zo.” “Ja, weet je Dikke, dat weet ik. Dat hoor ik hier altijd weer. Maar weet je dat verhaal van de kerst dan niet?” Neen. De Dikke keek niet begrijpend in het rond. ‘Nou, nee, eh…”. ‘Wel mijn beste, de wijzen. Die kwamen uit het oosten. Dus…’
Het verdere van de woorden van Groen waren niet meer te ontcijferen. De literaire wijsneuzen brulden en hikten van het lachen. Da’s een goeie…ha ha. ‘En, vervolgde Groen, zijn discipelen kwamen ook al uit een buurtje waar ze aan hun taal werden herkent”. Nu rollebolden ze allemaal dat het een lieve lust was. Ja, hikte er een, maar die verloochende het hele zaakje… ‘Zo, dus jullie kennen die verhalen? Nou, dan heb ik ook niks te vertellen denk ik zo.’
“Maar vertel eens, jullie gaan een wedstrijd houden voor een kerstverhaal? Dus jullie gaan sprookjes verzinnen? Want de kerst is toch gewoon helemaal helder? Kindje Jezus, wijzen uit het oosten, sorry, kan het niet laten en een ezeltje met stal en zo..”
Ja, man, dat is natuurlijk zo, maar de Dikkeduimen Courant wil nu eenmaal iets anders Maar het moet wel met kerst te maken hebben”. “Heb jij niet wat? Wij weten eigenlijk tot nu toe niet zoveel op te hoesten. We hebben al ruzie over een titel, kun je nagaan…”
Groen nipte aan zijn heerlijk geurende koffie. “Tja, die had Maria ook al niet,’ dacht hij. Misschien een kruikje water, maar veel meer kon het niet geweest zijn.
Geen plek onder de zon, geen plek voor een kindje ja eigenlijk leek ook L’etable geen goeie plek voor een kerstverhaal. Alhoewel? Juist wel, natuurlijk. De veestal!
Groen zuchtte. Groen ging nog eens verzitten. De stilte werd voelbaar. En ja, als Groen eenmaal op zijn praatstoel zat, dan brandde het wel in hem. Maar een kerstverhaal?
‘Zeg, Dikke, nog geen eens een titel zei je? Dan begin je toch gewoon. Noem eens wat “steekwoorden”. ‘Stal, krib, kindje Jezus, ster van Bethlehem, eh…morgendinges…oh, ja zei ene Johan, de Morgenster”. De steekwoorden kwamen toch redelijk snel boven tafel. Groen keek eens rond. “Ik heb er ook wel een. Maken jullie nu dat verhaal maar af.”
‘Wat mag die titel dan wel zijn? ‘ Groen tuurde eens naar zijn Iphone. ‘Hè, heb je soms al een stukkie?” De Dikke probeerde over zijn grote buik heen op het schermpje te kijken. Groen verzette zich eens. ‘Nou, man, ik heb wel een titel, of steekwoord, hoor. Maar die komt eigenlijk uit de van Dale. Kijk, ik heb natuurlijk zo’n ding in de binnenzak. Dan rolt het er zo uit.’
‘Ja maar, de dikke van Dale heeft toch niks met de bijbel te maken? Laat staan met kindje Jezus. Daar zitten we hiervoor.”
De spanning werd voelbaar. Groen keek eens rond. ‘ Op een kop koffie kan ik niks mensen. Ik wil jullie wel helpen, ik ben niet de beroerdste…’ ‘Wat mag het zijn?’ ‘Nou, een goed glas druivensap, rood van kleur en een beetje van het betere soort is denk ik wel op zijn plaats.’
‘Oh, ja, dat zal wel. Die Jezus hield ook van goede wijn. ‘ Groen knikte. Ja, dat verhaal kende hij. Zij ook? ‘Ja, zei Groen, dat is een verhaal over de bruiloft. Maar je wilde toch een kerstverhaal?
Ja. Nou, weet je, noem het dan maar “De hemelse voddenraper”.
Alle ogen richtten zich nu opnieuw op Groen.. Het werd doodstil. De Dikke liep wat rood aan, ‘ga je me nou voor aap zetten? Hier in ons schrijverscafé? Kom op man, we willen wel een literair…. ‘Stil nou , Dikke, wind je niet zo op. Niet goed voor de bloeddruk. Het is echt wel de moeite waard om eens te luisteren.’
Groen nipte aan zijn glas. Hij wist nu dat alle ogen op hem waren gericht. ‘Zo’, zei hij, ‘dat is dus mijn titel . Geloof me nu maar, helemaal een kerstverhaal. En nog waar ook. Geen sprookjes. Geen hoogstaande literaire invalletjes, geen plots, geen weet ik wat, maar een kerstverhaal. En barman, laat alleen heel zacht horen het lied “De sterre mag stralen”, ik denk, dat zoiets wel past vandaag. ‘
Het duurde even, maar niet lang daarna klonk op de achtergrond het lied “De sterren gaan stralen”. “Laat ieder het horen, dat eens werd geboren, de Redder der wereld..” De aanwezigen zwegen.
‘Zo,’ zei Groen. ‘Kom mensen, ik zal me er eens voor gaan zitten. Want dit is het echte kerstverhaal hoor. Luister maar eens. De hemelse voddenraper. En ja, ik heb de Dikke van Dale erbij gehaald. Ik zal het strakkies bewijzen.
“Kijk, mensen. In deze tijd is het echt wel erg. De mensen leven langs elkaar heen. Ze worden ontslagen. Ze maken gebruik van de voedselbanken. In ons land nota bene. ’t Leek wel of Groen nu echt paars aanliep. ‘ Wat een onrecht gebeurt er in deze wereld. Al het verdriet wat mensen moeten ondergaan, hun kruis wat ze te dragen hebben, hun “sores”, grote en kleine zorgen kan een mens best wel eens aan het twijfelen brengen. Hoewel wij allen, zoals een vriend van me ook terecht opmerkte, jachten en jagen naar geluk, meer hebben, halen, krijgen en weinig geven , verkilt de maatschappij. Daar heeft Paars toe bijgedragen, zeker, maar helaas wij en de kerk net zo goed. Niets menselijks is ons vreemd. En hoewel ik mij heel bewust ben dat de “zwakheid van het vlees” onder invloed staat van de consumptiemaatschappij , moet ook ik erkennen dat ik vaak -bewust of onbewust- onder invloed sta van die invloeden.
Zeker in deze tijd geldt dat wij afval langs de kant van de weg zetten. En ik weet uit ondervinding en wellicht ook “bevinding” dat velen zich zo voelen. En dan kan ik niet anders dan om mij heen zien hoe koud de wereld reageert. Hoe moeilijk wij, en helaas ook ik, soms met die vormen van kilheid, zoeken, vertwijfeling en ontreddering omgaan.
‘Hè Groen, we willen een kerstverhaal hoor…” ‘Geen politiek geouwehoer joh” ‘ Stil nou toch, hij is toch bezig’.
‘ Ja, laat die man nu gewoon vertellen.’
Opnieuw werd het stil. Groen nipte nog maar eens bedachtzaam aan zijn rode wijn.
‘Luister dan en laat me uitspreken man. Ongeduld is zo’n slechte raadgever’ zei Groen en wachtte nog maar eens. “Oké, “vervolgde hij.
“Ooit woonde ik onder de rook van een grote wereldstad. In een klein dorpje.”
Het werd ineens doodstil. ‘Wat ik daar heb meegemaakt, heeft alles te maken met de “Hemelse voddenraper”. Geloof me maar. In dat dorpje ging iedere ochtend een schuw en eenzaam vrouwtje langs de deuren van de huizen. Ze snuffelde in de vuilnisbakken, die bij de meeste huizen voor de deuren stond. En als er iets van haar gading was, tja, dan nam ze het mee. Lege melkpakjes, bier en frisdrank blikjes, lege flessen, afvaltroep. Niemand die het zag. Maar de sociale dienst wist wel dat de verzamelwoede van dit vrouwtje soms ernstige gezondheidsgevolgen had. Het kwam dan ook regelmatig voor, dat er geruimd en ontsmet moest worden, Alles wat voor haar nog enige waarde had, werd opgepikt, ingepikt meegenomen. “Ho eens Groen, we willen een kerstverhaal… “Wacht nou, joh, jij bent toch ook niet altijd de snelste met je verhalen? De Dikke keek nu woest naar de man die Groen steeds in de rede viel. Maar Groen vervolgde zijn verhaal alsof er nu niets gebeurd was.
“Ja, dan komt de vraag bij de mens terecht, mensen. Al die mensen zoals ik in het begin noemde, onze mensen van nu. Die tegen de maatschappij oplopen en die de maatschappij wellicht ontlopen en die door de maatschappij worden overlopen. Mensen die op zichzelf worden teruggeworpen. De verworpenen der aarde. Weet je, dat “afval produkt”. Die oplopen tegen de vraag:
Wat kan ik nog? Ach, ik ben uitgespuwd door de maatschappij. Heb geen nut meer. Eigenlijk komt het er op neer dat ik mij soms, en ik weet dat ook van vele anderen, zich een vorm van “afvalproduct” voelen. Niets meer waard en dus in deze maatschappij “aan de kant gezet”. …..Zo gaan de mensen denken, voelen en leven.
Zo gaat dat tegenwoordig. Keihard. We kiezen voor zakelijk. Weg individu. “
Groen werd stil. Hij liet zijn woorden even bezinken. Opnieuw hief hij zijn hoofd en zei:
“En dan kan ik zeggen mensen dat er tijdens kerst iets bijzonders gebeurd is. Want voor en bij Hem was er, hoewel voor Hem geen plaats, wel plaats voor de nietsnutten, het afval, wat bij de weg is gezet. Of zich aan de kant voelt gezet. Waar wij als maatschappij eigenlijk geen oog meer voor hebben. Net zoals bij de vrouwtje. Die zag er wel waarde in. Zo’n restproduct, waar niemand nog oog voor heeft. Hij wel. Ook Hij heeft er oog voor. Wat zeg ik? Hij vindt dat “restafval” waardevol. Hij wordt eigenlijk ook zo genoemd.
Groen stopte even. Hij nam een slok. De aanwezigen keken en snapten het niet.
‘Kom nou, Groen, dat kun je niet menen”.
Wat heeft dat nou met dikke van Dale te maken? En met kerst?.
Groen knikte. Neem er maar een mensen. Op kerst. Ik zal het dan maar verklappen.
Nadat de glazen waren gevuld nam de spanning toe. “Welnu, zei Groen, kijk nu eens naar de Dikke van Dale”. En kijk vooral ook eens in de Bijbel. In de bijbel wordt Hij –het kindje Jezus genoemd met de naam De Morgenster. Jij was dat meen ik, Johan, die dat toch noemde bij ons rondje “steekwoorden”? Nou. Exact staat in de Dikke van Dale ook het woord “morgenster”, en er staat bij dat er o.a. onder morgenster wordt verstaan: voddenraper die met het krieken van de dag op straat staande vuilnisbakken doorzoekt. Nou die noem ik dus- met eerbied gesproken: De Hemelse voddenraper.
En ik moest aan die vergelijking denken bij het gegeven van “De Morgenster”. Immers, zo is Hij. Hij zoekt nog steeds van ‘s morgens vroeg tot in de nacht naar “afval”, naar vastgelopen mensen, naar zoekenden, eenzamen, weduwen en wezen. Naar mensen, die “het niet meer zien zitten”. Naar mensen die opgebrand zijn in deze kille maatschappij. Eenzaam langs de straat worden gezet. Maar Hij zoekt ze en voor Hem is het waardevol. Net zoals die troep bij dat oude vrouwtje. Dus weten we nu wat we met kerst te doen hebben en vooral met Wie we dan te doen hebben“. Groen zweeg.
De laatste woorden van het lied stierven weg: “want Hij wil ons geven, bij Hem te leven, de Heiland der wereld! Halleluja!”.
Groen keek eens om zich heen en zei:
“Mensen, dank voor de vertering. Adieu.
Oh ja: gezegende kerstdagen gewenst.”
En weg was ie.
nike lebron 10 pas chere
Very nice post. I just stumbled upon your blog and wanted to say that I’ve really enjoyed browsing your blog posts. In any case I will be subscribing to your rss feed and I hope you write again very soon!