Beetje afgezaagd. Zo’n kop past niet. Maar ik heb even geen andere kop in gedachten. Gedachten, die rollen en tollen. Zomaar even een wandeling. Sfeer snuiven. Goed voor de bloedsomloop. Een omloop door de Doornspijkse dreven. Gedreven door , ja waardoor eigenlijk? Wat piekert en peinst een mens een eind weg. Op weg naar een rondje Doornspijk. De zondagse wandeling was er niks bij. Bijna zou je je het vergeten zijn. Maar inderdaad, op zondag was de “sabbatsreize” van begin Wolter Vinckeweg/Zuiderzeestraatweg West 102 naar Soppenhof en weerom.
Nu, anno 2019, moet het blijkbaar gebeuren om te peuren in de kanalen van de herinnering.
Waarom? Had ik met Doornspijk wat? Wat zou dat zijn? Inderdaad, melancholie of heimwee? Ik weet het niet.
De Veldweg. Soppenhof. Een paar ganzen keken mij glazig aan en draaiden zich pontificaal met hun achterste naar mij toe. De Papenbeek. Oeroud, maar stroomt nog steeds.
Op naar de Kerkdijk. ’t Oude kerkornament laat ik links liggen. Beetje nepperig. Kende ik niet, al is het plekje natuurlijk fantastisch. In van der AA staat daarover ook best wel het nodige beschreven. Met feesten , uh, ik meen geesten en partijen. De Kerkdijk. Glibberend en glijdend door het vochtige gras. Daar de Goorkolk.
Ineens bloeit de hemel open. De eerste zonnestralen omstrelen mijn herinneringen en zetten mijn “levenspad” voor deze middag in volle gloed. Zoals de diepe ader van puur geluk die wordt aangeboord en als een fontein je levenselixer een oppepbeurt geeft. Hier, bedenk ik mij, was het dat ik juist daar voor het eerst van mijn leven met een bamboehengeltje aan de waterkant zat. Met de vader van mijn zwager. Vissen. Leren hoe je dat pluimpje en dat wormpje moest haken. Dat zelfgemaakte dobbertje van een kurk en sateprikker. Een emmertje witzand met larven als lokvoer. Het voert te ver om er over te spreken. Je zou in vervoering kunnen raken. En fantasie zou vertroebelend kunnen werken.
Een mens zou er bijna van kunnen gaan grienen. Maar grienen doe ik niet. Het geluksgevoel moet niet worden weggespoeld met zoute biggels. Daarvoor koester ik het moment. Verman mij tot de kleine Doornspijkse vent en leg het vast voor mijn nageslacht.
Goorkolk. Zo mooi.
Mijn wandeling zit erop. Een verdwaalde gast liep vanaf daar met mij mee. Stilte. Ruimte. Uitzicht. Het zijn zijn woorden. Daarvoor was hij daar. Een oud Nunspeter in Doornspijk neergestreken vanuit Groningen. En ik, oud Doornspijker of oude Doornspijker, nu in Nunspeet terug gefladderd na wat verveende omwentelingen. Welke streken we vroeger ook hebben uitgehaald, nu ingehaald door herinneringen.
Verenigd in onze heerlijke wandeling over de Kerkdijk met zicht op Heusbeek aan ene zijde en Goorkolk aan andere zijde.
’t Was goed.
Geef een reactie