“Wat zit jij nu ineens te grinniken, Harms?” De vraag stierf als het ware weg in de zachte bries. Twee oude vrienden zaten bij elkaar. De fietstocht door de Friese Wouden werd onderbroken door een thermoskannetje koffie, een bankje, een zonnetje. Terwijl de adem door de wind werd opgenomen en een adembenemend uitzicht over de Petsloot langs het bevroren water in de omgeving van de Zandhorst beide vrienden de adem benam, bleef de vraag hangen. Wapse keek eens naar zijn vriend Harms. De oude baas had warempel de baard weer laten groeien zag hij. Gelijk had hij natuurlijk. De koude bracht behoeften bij oudere mensen tot verwarming maar ach heden, onze lieve Heer zorgde goed voor de mensheid. Gewoon een natuurlijke sjaal.
”Tja, Wapse, ik moest denken aan Sinterklaas”.
“Maar kerel daar geloof jij toch niet in? In Sinterklaas bedoel ik”.
Harms plooide zijn snorrebaard een beetje in de mijterkrul. “t Mocht wat, mijn jongen. Ik was net op de kleuterschool. En op de school bij de concurrent van mijn vader was een zekere meester Pit. Enfin, kennelijk aangestoken door het gevoel van concurrentie noemde ik de beste man stiekem (want een held was en ben ik niet hoor) “meneer Pruimepit”.
“Wat heeft dat nu met Sinterklaas te maken?” “Rustig vriend. Ik zal het je vertellen. Er werd op de kleuterschool, ach die kennen ze ook al niet meer tegenwoordig, maar goed, Sinterklaas gevierd. Met Pieten van een bepaalde kleur. Ik zal het verder niet benoemen, maar zo was het vroeger wel. En dit heerschap moest bij Sinterklaas komen. De zak en de roe werd door een zekere Piet gedragen. Vier jaar was ik, “Harms, kom jij maar eens bij Sinterklaas. Gelardeerd door zijn knecht moest ik eraan geloven. En geloof het of niet, het liep mij bijna dun door de broek. Sint had een allemachtig dik boek bij zich en deed het gewichtig open. Die knecht stond er bij een zwaaide met de roe. Je weet wel zo’n bonk van die takachtige bij elkaar gebonden stokjes. Sint bladerde in dat grote boek en keek mij ineens streng aan. “Wat lees ik daar jongeman Harms? Wat lees ik nu? Jij hebt een meester van de school aan de overkant van jullie huis genoemd met een “bijnaam Pruimepit?” Man man, mijn wangetjes gloeiden ik zette het bijna op een blèren. Dat snap je, Die Sint wist alles!” Harms zweeg. Wapse grijnsde. “Ha die had jou mooi te pakken, man. En toen?” Harms keek heel voorzichtig even om zich heen. Niet iedereen hoefde dit verhaal te horen.
“Weet je, die Piet die erbij was, die wilde mij voor straf meenemen in de zak, deed hem open, zwaaide met de roe, enfin, ik maakte dat ik weg kwam. Toen heb ik gezworen nooit meer met die zogenaamde heilige vent en alle andere heilige venten wat van doen te willen hebben”.
Harms zweeg. Ietwat verbaasd keek Wapse nu naar zijn vriend. ‘t Zou toch niet waar zijn? Zag hij bij Harms een traan die weggepinkt werd?
“Weet je Harms, man, ‘t leven geeft zelfs op jonge leeftijd altijd snel aanleg tot trauma’s. ‘ k zou smartengeld vragen!” Zo dat had hij maar eens mooi gezegd. Hij keek zijn vriend aandachtig aan. “Wapse, man, nu, jaren later kwam ik tot de ontdekking, jaren later hè, dat Sint niet bestond. En die zogenaamde Sinterklaas bleek meester Pit te zijn”.
“Allemachtig, wat een pedagogen daar zeg, Harms, ‘k zal het zo zeggen “Pittig”.
Kom, we gaan naar Japie en nemen een gewone borrel op dat gebeuren. En Harms, lig er niet langer van wakker hoor. Dat jij niet meer gelooft in heiligen kan ik nu volkomen begrijpen. Als ik jou was zou ik hier toch maar eens over spreken met een psycholoog of een of andere zieleknijper. Soms is de mensheid echt slecht.”
Dankbaar keek Harms naar zijn vriend. Wat een begrip.
“Weet je Wapse, altijd als ik een borrel bij Japie ga drinken, dan denk ik een beetje aan die zak, de gemiste reis naar Spanje, het dikke boek. ’t Kan me allemaal gestolen worden Wapse. Maar de rust en de ruimte, het uitzicht van de Friese Wouden? Dat geeft mij rust man.”
“Ik ben blij, Harms, dat er bij jou tenminste nog wat pit zit. Anders, ook al vertel ik het niet verder, had ik het nooit gehoord.”
Nunspeet, 18/12/2022
Geef een reactie