De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Categorie: verhalen uit de oudheid Pagina 5 van 8

Moet nog gevoed worden

Blij met een dode…

Wonderlijk. Soms raken mensen heel gelukkig van niks. Soms zijn ze blij met een dode mus. Vandaag ging dat even heel anders. Vandaag werd een bezoek gebracht aan de studiezaal van iemand die zijn vraag al doorgespeeld had aan een collega. Of wij overlijdensakten hadden uit 1945-1950. En die hebben we. Dus werd er vandaag gezocht naar een levensloos kindje. Inderdaad de geboorte/overlijdensakte werd al snel gevonden. Normaal is een mens soms blij met een dode mus, maar deze bezoeker was zo blij als een kind met zijn dode broertje….. Wat kan het vreemd gaan. Eindelijk was gebleken dat hij niet de jongste was. Nu, zelf al op de leeftijd van 65 kwam hij tot de ontdekking dat zijn ouders twee jaar na hem nog een levensloos kindje hadden gekregen. Met wat speurwerk kon ik ook ontdekken wanneer het kindje was begraven en waar. Zelfs kon ik het geslacht achterhalen (hetgeen niet in de akte stond!)

Ik heb zelden iemand bij ons zo blij gezien met de berichtgeving van een dood broertje. Hij had het nooit van zijn ouders gehoord. De wondere wereld van het internet heeft hem geholpen bij het vergaren van deze kennis. Hij bleek dus niet de jongste. Tot driemaal werd het me verteld. En als gelukkig mens ging hij op weg naar kerst. Een ervaring rijker. Mooi zo aan het eind van het jaar. Een tevreden klant.

’t Ouwe jaar

Onder de categorie ” verhalen uit de oudheid” moet dit verhaaltje maar worden opgeslagen. Dat waren zo maar de eerste gedachten die aan mijn brein ontsproten. Nu we bijna in het “oude jaar 2008” kunnen schrijven, omdat we op de valreep zitten zeg maar, meen ik dat wel gepast.

Of het verhaal helemaal past in “oude verhalen” moet blijken als ik al schrijvende weg mijn weg door mijn gedachtenspinsel heb kunnen ontvouwen. Want hoe je het ook went of keert, vandaag zit ik met mijn gedachten toch wel heel heel erg in het verleden. En het heeft eigenlijk niet eens wat met mijn werk te maken. Behalve als ik zou werken in het “heitelân”. Ik zal het voor de leesbaarheid vandaag niety in het Fries doen, maar gewoon in plat Nederlands. Voor een ieder die het leest wordt het dan wel een beetje meer begrijpelijk. Kijk, mijn voorgeslacht. Da’s echt heel bijzonder. Allicht, als je bedenkt dat daar wel het een en ander zich heeft afgespeeld. Ze hebben zich voortgeplant en het wonder is er ook werkelijk gekomen: dat zit nu driftig achter een computerscherm te typen over de typetjes die zich als “mijn voorgeslacht” hebben laten betitelen. Vandaag begin ik dan ook niet in Harmelen, immers dat is heden het eindstation, neen, Frentsjer. In Frentsjer, en als ik dus goed ben geïformeerd moet dat tegenwoordig Franeker heten, is de c.q was de geboorteplaats van een onzer voorvaderen. Ds. Atzo Nicolai is daar omtrent het jaar onzes Heeren 1640 ter wereld gekomen. Genoemde ds. is dominee geweest in Nes en Wierum. Hij “stond” daar van 1664 tot 1670. Zes jaren werken op de koude akkers van het Friese landschap. En dan gaat onze dominee op tournee. Droegeham en Harkema. Tegenwoordig Harkema en Drogeham!. Jawel, bij de Hoeksma’s kunnen thans de koppies omhoog gestoken worden. Ten eerste een dominee als een der oervaders. En Drogeham wordt in dit rijtje genoemd. Op de grens van het Friese en het Groningerland heeft onze oervader om het zo te zeggen, en ik zal nog eens nagaan in welke “term” hij moet worden aangeduid, gewerkt van 1670 tot 1701. Op 7 augustus 1701 zat zijn aardse dienst erop. Ongetwijfeld heeft deze baas heel wat preken afgeleverd. Voor het heidensvoetvolk der Friezen en wellicht de Grunnigers. Ik ga er maar vanuit: gezaaid. En God geeft de wasdom (hoop ik dan maar).

Maar niet alleen geestelijk heeft onze predikant zijn zaaiwerk verricht. Op 4 maart 1662, dus redelijk jong zou ik zeggen, trouwt deze broeder met Gelske Tysses, afkomstig van Leeuwarden, maar helaas net in Drogeham aangekomen sterft zijn vrouw aldaar op 19 april 1671. (Hum, een van mijn broers is ook op 19 april, zij het een paar eeuwen later,geboren).     Tetje Gooitzens is dan de tweede vrouw die hij trouwt. Zij sterft uiteindelijk ook, n.l. 14 juni 1700 en is begraven in de Hamster kerk. Of het klopt weet ik niet maar mijn bron geeft aan dat aldaar nog een grafsteen zou wezen. Het eerste huwelijk is gezegend met “fjouwer bern”. Als ik dat vertaal met mijn geweldige kennis van de Friese taal kom ik uit op vier. Ik laat mij op dit punt graag corrigeren. Verder vooral niet doen (slecht voor mijn imago).

Goed. Begraven, en vlak voor zijn dood een testament (nota bene ook fjouwer dagen foar syn dea) laten wel zien dat onze Atzo niet op een houtje behoefde te bijten. Daar viel wel het nodige te verdelen en ik troost mij met de gedachte dat velen daar ook de vruchten van hebben mogen plukken. Hoe het toen met de successie rechten was gesteld weet ik eerlijk gezegd niet, want anders zal vadertje staat er ook niet bekaaid zijn afgekomen. Hoe dan ook, uit het eerste huwelijk met vier kinderen (en twee jong gestorven kinderen) was de familie incompleet. Het tweede huwelijk kan dan ook als vruchtbaar worden gekenschetst, want daar waren er negen, waarvan er ook twee jong gestorven zijn. Terzijde kan ik opmerken dat als de gezinnen zo groot zijn er over velen moet worden verdeeld.   De erfgenamen kunnen soms kennelijk hier en daar ook wel eens wat onaangenaam voor elkaar worden en als ik alles goed begrepen heb, speelde zich dat in dit geslacht toch ook hier en daar wel even af.  UIt het tweede huwelijk zetten we onze tocht vanuit het verleden even voort. Numero vijf van het tweede huwelijk, of te wel het 13e kind van onze dominee, zette zich schrap. Roel Atzes Nicolai is zijn naam. In Drogeham geboren. Op 24 juni 1691. Mijn bronnen geven aan dat deze Pieter een “begoedige boer” moet zijn geweest op stim 21. In het personele kohier met een bedrag van 260 gûne. Hij sterft op 18 januari 1765. Daarna komt de weduwe van hem, Haantzen Mekkes, op deze lijst in 1774 voor op 800 gûne.  Acht kinders uit dit huwelijk. NUmero 3 heet Atzo Roels Nicolai. Eerst meester timmerman, later boer te Burgum.Getrouwd met Tietje Symens Algra. Het derde kind uit dit huwelijk is Haantje Atzes Nicolai.

Deze Haantje kennen de broers als geen ander. Die hebben we al eerder in onze geschriften gezien. Deze Haantje trouwt n.l. met Jacob Pieters Hoeksma, boer en raadslid in Drogeham. Deze Jacob, zoon van Pieter Nannes, boer, koopman, diaken en getrouwd met onze Taetske Jacobs. Tja, dan beland je eigenlijk al heel snel, ik zit er nu toch, bij onze voorvaderen die we van naam zo al wel hier en daar hebben genoemd. Het eerste kind van die laatste twee is n.l. onze Pieter Jacobs Hoeksma. En wat lees ik?

Eerst te Eastermar, ook al zo’n fijn en mooi plekje onder de Friese zon, en daarna te Drogeham was deze heer: “drankstoker”. Het laatste kind van genoemde eerste twee is dan bij ons bekend. De broer van genoemde drankstoker is Gerben Jacobs Hoeksma geboren 16 augustus 1804, boer in Drogeham die dan getrouwd is met onze voormoeder om het zo te zeggen, Hylkje Simons Luimstra. Gerbenom is naar hem vernoemd. Zou Gerbenoom wel geweten hebben dat een broer van zijn vader een drankstoker was?  Hoe dat verder is afgelopen is wel bekend. Zelf ben ik al eens op het alchemistische pad geweest. En nog steeds kan ik mij “verkneukelen” rond een goed Fries aftreksel van diverse fijne planten. Geneeskrachtig, kruidig. Maar dat “het” ook al in de familie zat? Ik wist niet wat ik zag.

Enfin, het jaar is bijna ten einde. Ik ben bijna ten einde raad. Dat Friese drankje is niet in huis terwijl de schaatsen staan te klapperen van de kou. ’t Wordt tijd dat ik de broer van mijnbetovergrootvader maar ga opvolgen. Ik brouw wel wat. En ik drink er eentje…

Een goede haring is het halve werk

Tenten.

Als jong ventje werd ik al snel in mijn leven deelgenoot gemaakt van het genot van tenten. Kamperen. Ware vrijheid. Leven onder de blote hemel. Je terug kunnen trekken op een plekje op deze aardbol die jij leuk vindt. Broers die altijd in de weer waren met touwtjes, haringen, zakken kleding, branders, olielampen. Een intigrerend gebeuren voor een veel kleiner ventje dan die grote broers. Zomaar achterop de fietsendrager. Alles erop en eraan. Zo ontstond een diep verlangen naar ook dat vrijbuiterige gedrag, wat kennelijk door ouderslief werd goedgekeurd. Maar van dat laatste had ik geen enkel benul Wat ze er zelf voor hadden gedaan en gelaten waren verhalen. Zelf een tent verdienen. Bij de Cruquedo. Dat ze maanden lang geen nassikruiden meer konden ruiken of zien, dat ontging mij volkomen. Die fietsdragers. Die fietsen. Vol met tent en toebehoren. Een lamp aan zo’n touwtje vastgebonden achterop. Met een heuse plastic emmer met voetbal.
De vreugde van dat alles is mij niet ontgaan. Maar het allermooiste was toch wel zo’n tent met een stok waarin je kon slapen.
Intens verlangen mocht worden omgezet in daden. Maar helaas. Niet op de fiets.
Op een of andere manier ben ik gestrikt voor een gezamenlijke vakantie op Ameland. En zo is het gekomen. Een reis van je dromen. Alleen de wijde en wilde gevaarlijk wereld in. Met ouders van vrienden kreeg ik toestemming een drietal weken, misschien waren het er ook maar twee, naar Ameland te gaan. Mijn vriendje bleek daar nota bene te gaan vakantiewerken. Zat ik met een oude schoolmeester en zijn vrouw opgescheept. Goed, het eten kreeg ik, maar die rare broer en zuster, dat was maar niks. Alleen stond ik op een groot kampeerterrein naast die vaste stacaravan.
Maar het leven blonk mij tegemoet. Broederlief had mij gewaarschuwd. Zorg voor goede verbindingen met ’s Heeren ondergrond. Ram er een paar beste stevige houten haringen in.
Tja, en als een mens niet wat anders mee krijgt, dan sta je daar in de zomerhitte met je magere blote bovenlijf wel wat af te tobben. De rubber hamer die deelgenoot was van mij opperste genot, deed zijn werk. Ik werd bespot en gadegeslagen door velen.

Veel kommentaar. Het belachelijkmaken is mij wel bijgebleven. Nog kleuren mijn wangen bleek ( dat doe ik altijd in tegenstelling tot anderen die rode wangen krijgen) van opwinding en verborgen leed. Want het doet wel pijn als je belachelijk wordt gemaakt.
Uiterlijk wenste ik mij niet neer te leggen bij de spotters van deze aarde. En ziedaar, ongelovig als ik was, en zeker geen Christen, werd de zon verduisterd en een ware stormwind kraakte de camping. Slechts luttele seconden op mijn mensenbestaan deden mij “bidden” van vreugde en “angst” want ook dat was zo, dat mijn tent, al was hij van broer Kees, zou behouden blijven. De tenten en stokken en lappen doek donderden door de lucht. De camping leek wel getroffen door een kleine tornado. En ik maar lachen (Maar oh wat was ik bang). Zie je nu wel, stelletje sufferds, ik hoor mij nog schreeuwen van plezier en leedvermaak.

Een goede haring is het halve werk!

Lekker drankje en leuke krullebol

Snuffelen. In oude geschriften. Het kan inderdaad heel leuk zijn. Diverse soortgenoten met dezelfde achternaam hebben in het verleden b.v. de notulen van de rechtbank gehaald. Jongens die van wanten wisten zullen we maar zeggen. Van die knapen die het mes kunnen trekken, zich terug kunnen trekken, een borrel lusten of er vandoor willen. Veelal werden ze slachtoffer van geweldadigheden. Sla de historische kranten er maar eens op na. Teveel om op te noemen. Maar hoe kom ik nu aan een lekker drankje? Een aan een mooie krullebol?

Oude geschriften zijn de aanleiding voor de verleiding. Een paar zeer oude historische boeken waren keurig gekaft. Ik herkend hier het handschrift van de meester der kaftkunst. MIjn pa had de boeken over het leven van Calvijn, jawel de beroemde predikheer uit Geneve, van een keurig kaft voorzien. Alleen zoals hij dat kon. En het moet gezegd, zijn zonen moeten het ook kunnen!

Maar ja, van een kaft kun je niet eten noch drinken. Da’s maar al te waar. Nu ben ik nog al een nieuwschierig baasje zo op zijn tijd en hup, ik meende dat het kaft er maar eens van af moest. Vast en zeker meende ik dat het moest gaan in de orde van grootte van : “kaf van het koren scheiden”. Nou, helemaal waar is het niet. Simpel gezegd vanuit mijn werk en derhalve ambtshalve belangstelling weet ik dat onder het kaft nog wel eens wat kan worden gevonden. En wat vond ik? Een oude krant, neen twee oude kranten. Pa gebruikte nu eenmaal alles nog een keer als dat zo uitkwam. Nou dat betrof dus een krant  uit 1893 en eentje uit 1907. Mooi man! Leuke advertenties. En dan kom je wat tegen. Dekhengst staat ter dekking gereed. Tel uit je winst. De familie Hoeksma had een beste dekhengst. Immers de vierjarige donkerbruine en sterk gebouwde Oldenburger Hengst EDO, afstammende van een volbloed Oldenburger Stam-en Premiehengst en dito Merrie, bij F.A. Hoeksma te  Kollumerzwaag staat ter dekking. Dekprijs voor deze hengst was maar mooi even f. 10,==. Denk er maar wat van. Maar dan zie je ook dat een andere dekhengst ook al gereed is voor een uitstapje, maar niet op zondag,voor het grote werk. Neen, geen dekhengst van Hoeksma. En dan is de prijs er ook naar,  n.l. per beurt betaal je f. 8,==. Kijk verschil moet er zijn. Mijn oog dwaalt verder.Want och, we weten heus vanuit ons eigen leven wel hoe die zaken gedaan werden. Meestal werd na afloop wel een borrel geschonken. En zo speurend naar grappige en interessante zaken zie je dan ook de aanleiding voor de inleiding. Jawel een fles Cognac de Charente, nr. 1 werd aangeboden voor f. 1,10 per liter! Kijk, dat zijn tenminste prijzen. Kun je na de dekking nog eens een borrel schenken! Ook mooie rooie Bordeaux wijnen werden maar liefst per anker aangeboden. En da’s een beste hoeveelheid voor f. 27,==. Voor het gemak is dit zo’n € 12,10., of tewel € 0,31 per liter!

Kijk dan praten we tenminste gezellig bij de heer F.A. Hoeksma te Kollumerzwaag aan de borreltafel. Flesje Madera gaat weg voor de prijs van f. 0,65. De Rijnwijnen met volle zuivere en zachte smaak onder de naam Brauneberger zijn goed voor de prijs van f. 32,== per anker. Dat zijn nog een bedragen. Zou er nu toch inflatie zijn of keken ze vroeger teveel in het glaasje?

Ondertussend nippend aan de rode Bordeaux groeven mijn inmiddels diepbedroefde ogen verder over het krantenepistel. Leefde ik maar een paar jaartjes terug. Want wat zie ik?

De navolgende advertentie: MOOI HOOFDHAAR. Wij ondergeteekenden gevoelen ons verplicht onzen oprechten DANK te betuigen voor het herstel van ons hoofdhaar; ik ben 52 jaar en heb 30 jaar geen haar op mijn hoofd gehad en mijn Zoon die een groote kale plek op het hoofd had, wij zijn beiden in het bezit van een prachtig hoofd met nieuwe haren, mooier en glansrijker dan ons vorige haar, door het gebruik van het wederbarend haarwater van den Heer C.J.E. CAMES, Haarkundige te ’s Gravenhage. (Getekend) Mej. Rodenburg te Rijswijk. Let wel, er waren 867 dankbetuigingen die, aldus de samensteller van de advertentie, bij hem voor een ieder ter inzage lagen. En zo vervolgt de advertentie: Geen Bluf, Maar Waarheid Overtuigt U.

Ik nip aan mijn Bordeaux.

Ik krap mijn kale……kop. Proost.

Pagina 5 van 8

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén