Starend in de verte. Schele Japie strompelde bijna van de barkruk naar het raam. De Gulle Gaper stond droog. Al bijna een heel jaar. Waardeloos. Die Rutte met zijn kapriolen, dacht hij.
Gesloten.
Nooit kon er eigenlijk een goed woord meer vanaf. Stilte. Dicht. Geen mens meer. “Daar word je eigenlijk gek van, dacht Japie. ” En zo werd Japie steeds meer een stille teruggetrokken eenzame zonderling. Hij staarde..
Ergens, in de verte, zag hij het nu wel goed? Ja, daar kwam een mannetje met een hoed op aanfietsen. “”t Zal toch niet Harms wezen?” Zei hij in zichzelf. “De manier, waarop dat mannetje over zijn stuur zit, karakteristiek bijna, ’t zou toch niet?”
Ach, hoe lang had hij Harms al niet meer gezien? Jonge, al een heel jaar waren de deuren voor volk en vaderland gesloten. En nu komt daar, jazeker, dat moet hem, wel wezen…
Zo goed en zo kwaad als de oude pootjes hem konden dragen deed Japie de deur van het slot. Corona of niet, voor Harms was hij open.. en ja hoor, dat was hem helemaal.
“Oh, Harms, man, daar doe je nou eens goed aan. Ik ben niet open, maar je bent natuurlijk als vrind des huizes meer dan welkom, kom, gaat zitten kerel…ach, ach, Japie struikelde van opluchting, blijdschap en opperste staat van opwinding, ja, hoe benoem je zoiets in deze tijd van menselijke onthouding, eigenlijk? Nou, ja, Japie was gewoon helemaal in de wolken. Bijna had hij de steunstok niet meer nodig. Man, wat was hij uitgelaten.
“Hoe, Harms, hoe kom je hier verzeild? Wat ben ik blij om je te zien, oh Harms en hoe is het….”
“Ho effe, Japie, man, kalm aan. Alles op zijn tijd. Maar ik ben ook blij je te zien hoor. Want er ligt wel een jaartje of vijf achter ons geloof ik. Enfin, ik zei tegen de vrouw, kom meid, we moeten nu echt maar eens kamperen in het Noorden. Camping de Zandhorst
ligt mooi dicht bij de Goddeloze Singel en, dus ook bij onze Japie, ik wil, ik moet…” “Enfin. Man, hier ben ik. De pijn en het verdriet van het verscheiden van vriend Krijn heeft zo zijn plekje gekregen, en dus kon ik niet langer meer wachten. “
Al ras had Japie zijn allerbeste bakje bruinenbonensap tevoorschijn getoverd. En onder het genot van het zonnetje leek het wel of de beide mannen elkaar binnen tien tellen alles wel wilden vertellen wat ze die vijf jaar lang hadden ontbeerd. Een hele tijd van opgedroogd verdriet. Japie zijn schele oog dook van links naar rechts. En hoe ongewondener hij werd, hoe vuriger zijn oog begon te dansen.
Harms lurkte maar eens driftig, maar met smaakvolle kleine slokjes, van het wondere brouwseltje van Japie. Ja, die had er echt patent op. Wat hij door die bruinebonensap kieperde? Niemand die het wist, maar er was er maar één die zo lekkere koffie kon zetten als Japie.
“Zo, dus je staat op de Zandhorst? Mooie plek hoor, daar. Vlak bij de Petsloot. Ik vermoed zelfs dat jouw heit daar wel eens in gezwommen zou kunnen hebben. Hij woonde er immers mooi niet zo ver vanaf ”.
Harms knikte. Verzonk in gevoelig gepeins. Wat een herinneringen, wat een vragen. Ach, en hij maar zoeken met zijn broer, waar zou dat nou toch wezen..dagen zoeken, kilometers lang fietsen, draaien en keren. Staan ze samen op een avond op een brugje aan de Goddeloze
Singel en huppee, of ze nooit zijn weggeweest : “Meerstra, ja, buurjongen van jullie oom…Man, krijg nou wat!”. Op zich al een verhaal apart. Maar ja, dan zou Wapse er eerst bij moeten zijn. Zo spoken herinneringen, vertellingen, gedachten, woorden en visioenen door het brein van Harms. Ach, wat was het goed om hier te wezen.
En Japie? Die zat van oor tot mondhoek te grijzen van genoegen. Dikke vrienden.
“Kom je gauw nog een keer, Harms?” Japie vroeg het met een bijna smachtende blik.
Nou, Japie, ik eh…waar is Wapse?
Een oorverdovende stilte volgende. Japie zijn oog schoot van rechts naar links. “Nee, Harms, Wapse is, is, hoe zal ik het zeggen…”
Harms keek verbouwereerd naar het vreemde gedrag van Schele Japie. Wat is hier nu aan de hand?
“Kom, Japie, vertel eens..”
“Eerst maar een Beerenburger, Harms. Eerst maar, eh ja, van het huis hoor, ik ben niet open, eentje met een pootje…”
Nou liet Harms zich zoiets niet direct ontzeggen. Maar, als matigheid een naam had dan zou misschien zijn naam…nee, da’s flauw. Een borrel bij Japie is geen drinkgelag maar een lach voor je leven. “Graag, Japie, maar wat is er nu met Wapse…?”
Harms was nu bijna net zo nieuwsgierig als Wapse in zijn geheugen maar wezen kon. Het zitvlak brandde hem bijna in de broek. En hij moest nog fietsen. Naar de camping. Iedereen wilde wel eens even weten hoe het nu was met Schele Japie en met Wapse, het schrandere Friese boertje …
“Oh, Harms, weet je het niet? Wapse is aan “de meid”. Ach heden, compleet de weg kwijt. Een of andere “vrouwtje”, zal ik maar zeggen, maakt hem glad de kop dol. Man, hij is, als ik eerlijk ben, niet te genieten. Moet altijd direct “thuiskomme”. Mag “niet teveel drinke”, “Moet oppasse” en zo gaat dat maar door. Dus, als jij Wapse tegenkomt, Harms, dan denk ik dat je de snelheid van het licht moet hebben om hem aan te spreken. Compleet onder de plak die ouwe. Man, ik had hem nog gewaarschuwd “Wapse, begint er niet an, ze bint op leeftied altied zo …”
Harms stuiterde zowat van zijn zetel. “Man dat is toch lache, ik, ik ik.. “
Harms zou niet meer bijkomen. Och heden, de eeuwige vrijgezel Wapse, in de tentakels van de godin van de liefde. Geen ontkomen aan. Harms keek eens naar Japie. Japie, stiekem zijn oog wat corrigerend, naar Harms en toen stonden de “ouwe baasjes” te schudden van het lachen. Ze gierden het uit van de pret. Wat kon dat een mens in Coronatijd eens goed doen. En wat was het heerlijk om in de tijd van zorgen en onthouding eens lekker samen te bulderen van het lachen. Met een flinke Friese burger.
“Kom Harms neemt dr nog eentje man!”
“Ja Harms, als dr eentje an komt, gearmd op de fiets met een vrouw..dan…”
Bppprrrrr, Harms barstte het uit.
15/02/2021