Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Het kleine groene boekje

Eindelijk is het zover. Zo ver weg zijn we niet meer om eens te gaan kamperen. En we gaan ook niet ver weg. Niet naar Verweggistan, gewoon lekker dicht bij huis in de mooie Veluwse bossen.

Bijna sta ik te trappelen van ongeduld. Maar geduld is een schone zaak en ik heb mijn slaapzak nog niet schoon. Die ligt nog te drogen op de stoelen in de zon. Dat wel. Maar straks gaat alles in mijn rugzak om op mijn rug te stouwen. Wat een ondraaglijke gedachte, nog even te moeten wachten. En uitgejouwd of gedag gezegd, stiefel ik mijn dromen na. ’t Zal wat wezen. Eindelijk je droom weer te kunnen volgen. De neus achterna, de straat door, het bos in, de paden op. Een kleine groene camping uit het “Groene Boekje” zal mij leiden.

dav

Eerst lijden door het gesjouw, maar dan komt het grote verwonderen. Genieten van de natuur. Elk uur, elk ogenblik even met volle teugen de zuivere boslucht naar binnen halen. Mij werd gewezen op een mooi terreintje van SBB in de Noord Veluwe. Wapenveld? Nee, dat is niet meer. Omgekomen door de keiharde wetten van commercie. En die commercie speelt ons danig parten. De kleine -zeg van ouds her- kampeerpaspoortterreinen, wie kent ze nog? Ze zijn omgetoverd tot wellustige camperplaatsen. Sleurhutten? Ja ook daar ontkom je niet meer aan. En nu bij mij de tand des tijds ook zijn verwoestende werking heeft uitgewerkt, ik ben inmiddels ook uitgewerkt, en er dus meer tijd is om mij lekker te kunnen verpozen aan het oneindige niet werkende bestaan, ben ik genoodzaakt tot het onderkomen en ondergaan van “een sleurhut” . Nou ja, bescheiden. Past denk ik wel bij mijn stijl van het leven.

Nu, deze knipoog naar mijn kampeerbestaan wens ik te doorbreken met een tentje op mijn rug. Alleen. Voor even. Even ouderwets gezellig stiefelen met mijn handel en wandel door ’s Heeren dreven. Geplaveid met een mogelijkheid ongeplaveide paden te betreden. Een mens kan nog mens zijn. Maar alzo niet meer op de SBB terreintjes. Omgeploegd als ze worden door steeds indrukwekkender vehikels die met name betiteld worden met het woord “camper”. Alleen blijkt, dat er nogal eens ruim gedacht wordt aan de vorm van bivakkeren. Immers, als de cola op is moet er toch echt met de camper een slokje drinken worden gehaald. Achterstallig onderhoud en achterlaten van de “camperplaats” is dan zo’n dingetje waardoor we goedkoop uitziende stoeltjes laten staan. Zie zo. Plekje bezet. Liefst voor zo min mogelijk, campings zijn duurzaam, dus al het water in de tank voor een nachtje lekker goedkoop aanvullen, de giertank van dagen,  zoveel mogelijk legen en op naar de volgende “Kampeerplek”. Een mens wil zich ontwikkelen.

Ik zie het met lede ogen aan. Verdriet vervult mijn kijkers zodanig dat mijn blik wellicht wat vertroebeld is, zoals ik nu kijk naar vervlogen dromen. Ik ga, denk ik, maar wild kamperen. Wellicht dat een wachter van het grote groene bos voor mijn verdriet wel oog heeft. En een oogje toeknijpt. Of mijn ongehoord gedrag door de vingers ziet. De bonnetjes? Daar wacht ik toch ook niet echt op. Bij het betreden van de kampeerplaats uit het groene boekje geldt: betalen of wegwezen. Dat zou ook moeten gelden voor het overtreden van de regeltjes voor het rijden over de camping voor een boodschap. Kom maar eens om zo’n boodschap. Het groene boekje? Waar is dat vleugje nostalgie? Geef mij maar weer de regeltjes van een kampeerpaspoortterrein. 

Eindelijk is het zover. Zo ver weg van wat geweest is. Of wentel ik mij in de nostalgie van de jaren 60?

Ik hang mijn rugzak om. Voort pelgrim. Voort.

Zin van het leven

Stevig stiefelde hij door de ruige wind. “Gek, eigenlijk, altijd geïmpressioneerd door ruig weer”, mompelde hij in zichzelf. “’t Mocht wat, het leven is al ruig genoeg”. Voor zijn geestesoog verschenen de doembeelden van iedere dag. Boze boeren, Kick out Zwarte Piet”. Even moest hij zachtjes lachen. Ha, ja, zwarte Piet. Gelukkig maar, geen witte. Want dan zou hij zich nog bij die actiegroep moeten aansluiten. Leraren, ontevreden met hun, inmiddels met 8,5% salarisverhoging, toegekende centen. Kom op, hij komt uit de generatie van meer dan 32 kinderen per schoolklas…Het moet blijkbaar nog meer om de ontevredenheid te stillen. Stikstof, Pfas en andere rotzooi, die de mensheid zelf in de grond stopt.Het valt blijkbaar niet te stoppen. Politieagenten, bijna niet te krijgen, staan onder zware druk. Ze houden het niet meer vol, er zijn er veel te weinig. De misdaad groeit. Gelukkig voor de zwartgeldeconomie, maar oh wee, ze klautert uit het zwarte dal naar de witte bovenwereld.

Verpleegkundigen, ze kunnen altijd aan de bak, alleen zijn er te weinig. De grijze golf krijgt de overhand. De zorgkosten vliegen de pan uit. Bouwvakkers en ander technisch personeel, niet te krijgen. Technisch geschoold personeel…enfin, te veel ellende om op te noemen.

dav

Zware stormen gieren over dit land. Hij schudde zijn hoofd. Ineens kreeg een klepje van de herinneringen en zetje naar “open”. Een bal. Een bal op de golven. Dat laatje van 60 jaar of nog wat ouder ging open. Ineens was daar het kleine jongetje van een jaar of 5. Met de strandbal naar de zee. Op vakantie. Op avontuur. Heerlijk, maar de bal..De bal dreef weg. Weg op de golven. Golven van lichte emotie drongen ineens tot hem door. De mist van het verleden kwam bijna in het zonlicht. Maar de vliegende storm rukte aan zijn hoed. Weg.

Weg was die bal. Oh, zijn zusje. Ze stond aan de rand van strand en water. Maar de woeste golven konden hun ijzingwekkende hongerlust niet stillen. Weg vloog de bal naar onbekende oorden. Nee, zijn zus mocht niet het water in met die aflandige wind. Veel te gevaarlijk. Langzaam schudde de oude baas zijn hoofd. Wat een waanzin, je leven wagen voor een bal. Je leven..ja, wat is de zin daarvan? Niets is meer goed. Iedereen is ontevreden. Net als dat jochie die zijn bal in de golven zag verdwijnen. “Stil maar, joh”, je broer is net naar zee. Die komt hem wel halen. Als hij met de boot langs komt, dan neemt hij hem mee”.

’t Ja, bedacht hij, die bal moet nog komen. Net als een beloofde € 1000,00. Wordt ook niet gebracht. Ja, dat is het leven, bedacht hij. Niet de zin van het leven, maar dat is het leven. Soms valt het mee, vaak zit het tegen. “Maar,” mompelde hij met een grijns, “wel waardevol om voor te leven”. Nu is de bal weer rond. Zolang die maar blijft rollen, is er leven.

“Ik heb er nog steeds zin in”. Thuisgekomen van de wandeling door de storm, sloot hij het laatje van herinnering.

Pella en familie

Jeltje K. v.d. Hoek en S.W. Fokkema

Ja, het is eigenlijk wel bijzonder. Keihard met hard leven te worden geconfronteerd komt vaker voor. Maar om keihard met de neus op de feiten te worden gedrukt door je voorgeslacht? Er is in de familie een brief bewaard gebleven. Zij het, dat mijn brief het overgetypte exemplaar is van de enige echte, die wellicht nog ergens in de archieven van de familie is achtergebleven. Zelf heb ik ooit het origineel gezien. Mijn moeder heeft hem letterlijk overgetikt. 

Een brief, gedateerd 16 augustus 1869. Geschreven te Pella.

Zo’n brief die nog heel netjes begint met: Zeer geachte broeders, neven en nichten.

“Gij zult wel verlangend zijn hoe het met ons gaat”.

Nu, anno 2019 ben ik nog steeds hongerig om te weten “hoe dat er daar aan toe ging”. Wie zijn die “Jeltje en S.W. Fokkema?”

Om het cryptisch te omschrijven kom ik tot de volgende vaststelling:

Jeltje is de dochter van de broer van haar (mijn grootmoeder/beppe) grootvader. Anders: de nicht van de pake van de pake van onze Beppe.

Dat is dus Jeltje. En S.W. Fokkema?

Dat is gewoon een ander verhaal. Maar niet zo ingewikkeld als het lijkt. Jeltje is een dochter van een vader en een moeder. De vader van Jeltje is Kornelis Barteles van der Hoek, geboren 23 september 1814. Deze Kornelis was gehuwd met Sijtske Wijtses Fokkema, geboren te Burgum. S.W. Fokkema is niet meer en niet minder de moeder van Jeltje.

Pella.

Wonderlijke plaats. Gesticht door een dominee. Ds. Scholte, afgescheiden, betweter en zakenman. Ds. Scholte die mede kennelijk na een bezoek aan Ulrum ook in Amsterdam de kerkelijke funderingen heeft opgeschut. Die met een hele aanhang “gelukzoekers” is vertrokken naar het land als voorganger van Trump en consorten. Op zoek naar een volmaakte kerk, maar allengs de volmaakte voorganger werd die zich niet zo graag liet gezeggen. Die ooit blijkbaar een gooi deed naar een politiek ambt in de VS. Dominees en politiek? Huiveringwekkende aangelegenheid. Hoe dan ook, onder ds. Scholte is Pella geworden tot wat het geworden is. Voortvarend en nu nog steeds niet gespeend van Hollandse trekjes.

Ds. Scholte heeft zorg gedragen voor huizen en wegen. En in die omgeving, al rept de brief er verder weinig van, was Jeltje met haar moeder. De armoede ontvlucht uit het Hoge Noorden van Friesland.

Eigenlijk, als je de brief goed leest, “spekkopers”. Ter ondersteuning een citaat:

“Wij hebben geen puinwegen als bij u, maar vooruit. Wij kunnen eten en drinken wat wij willen. De boter kost elf cent het pond. Wij eten maar net zoveel als we willen spek en vlees zoveel als we willen..Ik eet en drink wat ik wil, och de arme mensen bij u, konden zij maar in dat (v)fijnne land komen…”Het is teveel om alles te citeren. Maar handel zat er ook al flink in. “10 vette ossen verkocht zowat voor 80 dollars nadat ze waren gekocht voor 20/30 dollars..” Mooi is ook een opmerking: “armen zijn hier niet”.

They make America great, before!

En onder de mededeling dat zij elke zondag in Pella ter kerke gaan, werd de brief afgesloten met “Koffiebonen branden wij zelf. Zijt van ons gegroet”.

’t Wordt tijd voor een bakkie troost.

Slik

Slik en ach, een achter achter nicht.

Het was wel weer even slikken. Eerst een lekker tochtje door de Doornspijkse dreven. Er even uit. De geest verzetten. Je niet verzetten tegen diepere emoties. Gewoon er uit. Even Doornspijks luchtje pakken. En zo stevenden wij af naar de Burgemeester Frieswijkweg. Wilden wat halen. Bewoners waren weg. De weg vervolgen, door de Grevensweg en rond en door het Siede. Daarna toch nog even langs de Achterweg. Altijd weer een genot van rust, ruimte en vlak bij het oude honk. En zo maar door.

Oh ja, laten we dan ook nog even een drankje kopen. Het hoesten en proesten moet toch eens worden onderdrukt. De auto werd bij de Plus gestald. Ontdaan van centen koekeloerde ik naar zo’n prachtig geldautomaatspugertje. 

Tja, de besluiten waren snel genomen. Jij gaat geld uitgeven aan hoestdrankjes. Ik moest toch even slikken. Geen cent meer in de knip. Dan ben je geen knip voor de neus waard, bedacht ik mij. Dus dat zal ik eens even rechtzetten.

Ik zal effe “pinne”. Nou, dat “effe pinnen” deed mijn gemoed geen goed. De pas werd bijna ingeslikt. Slik, wat’s dat nou? Ja daar kon ik wel even van kokhalzen. Geen code, geen niks, geen pas, geen code…

Geen telefoonnummer te vinden hoe te handelen. Met sleutel, mes en pincet geprobeerd dat pasje eruit te prikken. Mooi niet. Nog eens met een ander pasje en ten einde raad, oei mijn pas, mijn centen, werd ik bijna kriegelig. Dit is niet leuk. Teneinde raad maar gebeld met de Rabobank. “Ja meneer” die is dus ingeslikt kun je niets meer mee en je ….

Een fantastische voorbijganger, wat heeft onze lieve Heer toch fijne medemensen gegeven, was opnieuw behulpzaam en warempel, ineens kon ik mijn pincode toevertrouwen aan de gulle gaper. En maar effe wat gepind voordat ik misschien straks helemaal niks meer kon. Wat zijn we zo langzaam maar zeker toch vreselijk afhankelijk van en aan die rottige pasjeszooi. En eerlijk is eerlijk, laat ik toch een paar centen uit de muur kunnen trekken en? Mijn pasje spuugt ie weer uit ook!

Dat was schrikken. Dat deed mij heftig slikken.

Dolblij. Maar voel me zwaar “bij de poot genomen”. Zo wordt je wel een poot uitgetrokken. Want nieuwe pasjes kosten vast en zeker ook weer geld.

Het hoestdrankje was al aangeschaft. Digitaal betaald drankje.  En hup naar huis. Controleer mijn telefoon en, he, ik ben gebeld door een lieve achter achter achternicht. Dat is opnieuw slikken. Want wat zou zij te vertellen hebben? 

Blijkt dat ik haar kennelijk gebeld heb en zij mij niet.  Ik moest even slikken. Of ik nou een beetje begin door te draaien of zo. Toch geeft dat Chinese wondertje van connectie echt aan dat dit leuterijzer is gebeld door genoemde jonkvrouw. Wie is er nou…Nou ja, toch was het gesprek fijn en goed. Wat moet een mens wonderlijke familiaire wegen gaan. Langs een geldwonder tot digitale verbintenissen. En toch is het “eigen”. We hebben als mensen wat weg te slikken.En zelfs nu, na een fijn contact, spoel ik mijn mond om die geldwolven aan de muur toch maar uit te spugen. Want hoe je het ook wend of keert, zij geven graag maar het kost je altijd geld.

Ik bekeek mijn rekening. Zie je wel, d’r is gewoon geld afgegaan….

Ik moest even slikken. Straks neem ik dat hoestdrankje. Maar van het onvoorziene contact met mijn familielid in het hoge noorden hoef ik niet te slikken. Hooguit als ik het glas even ophef voor haar. 

Pagina 13 van 91

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén