Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Wijsheid

Vandaag moest ik er even bij stilstaan.’s Nachts dan natuurlijk. Maar dan is er geen computer bij de hand en ik ben ook niet zo bij de hand dat ik een laptop mee naar bed neem. Pen en papier liggen uitgeschakeld in het keurslijf van hun makers. Dan maar gewoon op de ervaring.

Deze week had ik weer een bijzondere ontmoeting en deze week las ik over een bijzondere ontmoeting. Dat lezende gedeelte bewaar ik maar voor het laatst en het levende gedeelte zal de opstap zijn naar de lezende ontmoeting.

“Hoe ouder ik word, hoe meer ik mij ontwikkel. Ik word steeds cynischer, ze doen maar, kan mij niet meer schelen. Ik doe waar ik zin in heb en ze bekijken het allemaal maar. Eigenlijk merk ik dat er maar een de aller aller beste is en dat ben ik. Soms denk ik dat als ik er niet ben, hoe kunnen de zaken dan eigenlijk nog gewoon doorgaan?   Ze kunnen ook niks. Moet ik dan zelf alles doen?”

Dat is de eerste en beslist niet de laatste.

De tussen aanhalingstekens geplaatste tekst. Is niet letterlijk maar figuurlijk wel letterlijk uitgesproken. En rakend aan het feitelijk gesproken woord kunt u van mij aannemen dat het het feitelijk bedoelde woord geraakt heeft.

Iemand in de leeftijdscategorie van 40-50.

Inderdaad. Het kan helemaal waar zijn zo gezegde: hoe ouder hoe wijzer. Maar hoe ouder ik word hoe meer ik hieraan ga twijfelen. Althans bij zo’n ontmoeting. Eigenlijk zakt de moed je spreekwoordelijk in de schoenen. En soms loop ik al zo moeilijk.

Weet je, bij zo’n “ontmoeting” wil ik dan ook niet langer stil staan. Gruwelijk om te bedenken dat je in alle toonaarden die in ons brein kunnen opkomen moet gaan bedenken hoe iemand die volstrekte negativiteit van het half lege glas niet kan ontdekken noch erkennen dat het nog voor de helft is gevuld?!! Waarom altijd maar kijken naar de “leegheid van de helft” terwijl er “de volheid van de helft” is? Ooit heb ik iets geleerd van” tel Uw zegeningen en vergeet er geen”. Ik ben de tel al lang kwijt geraakt, maar zegeningen? Ze waren er en zijn er te over.

Als ik het nu even teruglees dan gruw ik er eigenlijk een beetje veel van. Veelvuldig negatief denken is niet synoniem aan min vermenigvuldigen met min. Dat leidt in de rekenkunde nog steeds tot iets positiefs maar in de praktijk van het geestelijk leven leidt zoiets alleen maar tot de mestvaalt van menselijke redenatie. Het stinkt en werkt verstikkend.

Gelukkig. Er was nog een ontmoeting. Een ontmoeting als gevolg van een “voor de vuist weg redenatie”. President Obama raakte een keer eens even van zijn stuk. Recht voor de raap gaf hij even zijn opvatting weer van de uitvoering van de taak van een dienstbaar ambtenaar. Die volgens het boekje een wat lastig heerschap op zijn nummer had gezet. Laat dat nu net een vriendje van de Big Boss zijn. ’t Kan verkeren. En Obama sprak. Vernietigend. En Obama bad “oh, wat heb ik nu toch weer gezegd?” Want ja, berouw komt, ook voor presidenten, na de zonde. Maar hier getuigd dan toch dat soms blijkbaar ook, al dan niet ingegeven door de grote publieke verontwaardiging, het geheel een geheel andere wending kan aannemen. Samen zullen ze dan maar eens een biertje drinken. En zo zaten die week twee wit gekleurde mensen en twee donker gekleurde mensen aan een tafeltje met een biertje.

Ik moest wel lachen.

Een biertje is bruin. Met een witte schuimkraag.

Het is beter een biertje te drinken met je vijand dan een woordentwist aan te gaan. Soms steekt “wijsheid” de kop op.

 

 

 

De vlegel

In het cafétje de Gulle Gaper zat Harms in alle rust aan de tapkast.

Alleen Japie, de caféhouder was aanwezig. Knerpend ging de deur open. Maar Harms was geheel in gepeins verzonken. Neen, toen Krijn binnenkwam, zag hij het al. Die Harms was een beetje van de wereld. Die zat daar maar een beetje in zijn glas te koekeloeren, wat voorovergebogen en verder helemaal niks. Harms was niet eens aan de conversatie met Japie. Alleen maar “doe maar eens vol, Japie”, waren zijn woorden geweest. Meer niet.

Japie had het wel gezien. Harms was niet best te spreken. Harms zat gewoon ergens mee, maar Japie kende zijn pappenheimers en dacht, eerst maar eens wat leuterwater, dan komt ie van zelf wel aan de praat.

Japie, die was zo gek nog niet.

Beng.

Met een harde dreun werd Harms in de werkelijkheid teruggebracht. Geheel in diep gepeins verzonken tuurde hij al een hele tijd naar de bodem van zijn glas. “Half vol, of half leeg” mompelde hij zachtjes voor zich uit.

Maar de dreun op zijn schouder bracht hem terug in de rauwe werkelijkheid. Nou, nu is het glas helemaal leeg…potjandrie, wie flikte hem dat nu?

“Japie, vul het eens bij man, Harms is helemaal een beetje van de kaart” , zo bedacht Krijn dat. En Japie liet zich de klandizie niet uit zijn portemonnee wegglippen, dus schoot hij als een pijl naar zijn voorraadje kruidenbittertjes.

“Gut, Krijn, man, je doet me schrikken. En verdikkie Krijn, da’s pijnlijk. Mijn schouder…”

“Ja Harms, jongen sorry, het was minder hard bedoeld, maar je zit te kniezen als een ouwe archivaris. Ik zie het wel. Lukt het niet met de stukken?”

Stil schoof Japie twee dubbele bittertjes naar de heren. Een beetje afwachtend nam hij in het hoekje van de tapkast plaats. Laat ze maar een beetje bromberen, die twee, dacht hij. Dat gaat goed.

Harms keek eens met zijn groenbruine ogen naar Krijn. Ach wel een fidele vent die Krijn dacht hij. Krijg ik me daar een beetje troostwater. “Eh, wat vroeg je Krijn?”

Krijn keek hem eens onder zijn donkere pet aan. Zijn priemende open oogjes waren nog goed bij de tijd. Soms kon Krijn niet zo best horen, maar aan zijn ogen mankeerde het niet. Hij hoorde de afwezigheid van Harms tot achter de pet toe. “Harms, man, zie je het wel zitten met die stukken, vroeg ik je. “ Harms keek of hij het vuurwater nu al zag branden. “Stukken, Krijn? Man als mij dierbare voorganger (dominee)niet eens weet wat een eg is dan moet ik goochelen wat voor vlegel ik nu in de kuip heb!

“Wat zeg je me nou? Bedoel je onze predikheer van een paar weekjes terug? Zit je daar nu over in? Jongen, jij komt toch van de Veluwse grond? Dat wist jij toch wel? Maar je kunt die beste man toch geen vlegel noemen?

Wat heb je daar nu weer? Harms had uit de binnenzak van zijn colbertje een beduimeld fotootje tevoorschijn gehaald. Krijn werd één en al belangstellend. Ook Japie kwam nu in actie. “Nog eentje van de zaak mannen?”

Nou de heren knikten. Ze wisten inmiddels dat vuurwater kon leiden tot flink geleuter. Weet jij niet wat dat is, Krijn? Kijk nou maar eens goed. Ik zeg je, een vlegel, jongen als die predikman van ons dat nou ook niet meer weet, dan moet ie maar eens op excursie.

Krijn keek nog eens naar de foto. “Ha, ja Harms, da’s een goeie. Ik zal hem graag eens wegwijs maken in de knollentuin van het Groene Hart. Jij laat hem natuurlijk schoffelen zonder schoffel door je stoffige ouwe stukken. Net of je daar wijzer van zou worden, maar als ik de bats eens uit de schuur trek, of de eg…” “Zeg Krijn, jij bent gewoon een echte vlegel. Dat bedoel ik nu.

Eén, ik heb geen ouwe stoffige zaakjes. En twee, de zaakjes waar ik me mee bezig houd, nou, daar zouden ze in de moderne tijd van rechtspraak nog een puntje aan kunnen zuigen. Drie, ik zeg het maar patsboem: iemand die niet in het knollenland van het Groene Hart is opgegroeid of uit de zwarte zandgronden van de Veluwe heeft leren harken en spitten kan niet meteen als een vlegel worden weggezet.

Kom Japie, dat leuterwater van je moeten we even naar de achtergrond verbannen. Ik word er gewoon teuterig van. Zullen we maar eens overgaan op die bruinenbonensap?”

Twee heerlijk dampende koppen koffie verkeerd werden al spoedig aangereikt. De damp sloeg er af. De mannen verzonken opnieuw in gepeins. Genieten. Bij de Gulle Gaper kon je zo nog eens binnenvallen. Dat wisten de mannen van het Groene Hart maar al te best. Nergens zo fijn als op de rauwe Friese grond.

“Zeg Harms, wat is dat nu “vlegel”, wat bedoel je daarmee? vroeg Japie. “ Hum, Japie, onze voorman wist niet wat een eg was. Krijn denkt dat het een vlegel is, maar dat vind ik niet hoor. Kijk, man, eens naar die foto. Eens, toen ik nog een hele stoere vent was, ging ik voor het eerst met een neefje kamperen. Groen als gras als wij waren kwamen we bij een of andere goede kennis van een oom van me. Man, wat was het daar leuk. Tentje, eigen bootje en zo. Storm meegemaakt en…” “Ja, maar wat is nu ?”

“He, Krijn, rustig aan man. Ik begin nu net eens lekker te vertellen. Heerlijk kamperen vroeger. In een tentje. Geen hotel. Geen geld voor en lang niet zo leuk als bij bijvoorbeeld bij dit mannetje met zijn vrouw. Ze waren hartstikke blij met die twee belhamels op de brommers. Zij hadden geen kinderen, en wij kwamen daar best wel wat vertier brengen. Mooi man. Vissen, palingstropen ’s nachts en kijk, deze man was dan onze “campingeigenaar”. Gewoon achter zo’n klein Fries huisje. In de Valom.12-9-2008_049 zover hier vandaan hoor. Op deze foto is hij aan het dorsen. En jij mag het raden, Japie, maar niet zeggen, waarmee hij dat doet. Ik wed dat jij dat wel weet.12-9-2008_075“Oh, joh, is dat soms Pieter van der Meulen? Japie stond met zijn grote leesbril heel aandachtig te kijken naar de foto. “Ken jij die, dan, Japie? Nu was het de beurt van Harms om grote ogen op te zetten. “Ja, Pieter en Wietske, ik heb ze wel gekend. Bij de spoorbrug. Man, ja’s een tijd terug….”

Hieronder, Wietske bij de spoorbrug12-9-2008_046

Harms werd er stil van. Ja, man, da’s al bijna een halve eeuw terug. We worden oud.

“Zeg Harms”, zo meende Krijn maar weer eens van wal te moeten steken, “wat is dan toch met die vlegel?”

Harms keek eens naar Japie. Japie moest ineens flink grinniken. ‘Kijk, Krijn, hier is je vlegel. En als jij het niet snapt, Krijn, dan wordt het echt tijd eens goed te gaan goochelen. Ga je dat maar samen doen. Als ik het goed begrepen heb, weet jouw voorganger wel hoe die dat moet aanpakken. En Harms, dan kun je gaan schrijven over de vlegels van een klein dorpje aan de Leidse Rijn…..

Hier, neem nog eens een echt bittertje van het huis mannen. Japie moest grijnzen van oor tot oor. Die Harms, die had die Krijn maar mooi tuk. Maar of Krijn nu begreep dat hij de vlegel was of wat de vlegel was?

20-03-15

Monddood

Monddood!?

Tja ja, wat een leerdienst. Tijdje geleden. Ambten, vrouwen, zwijgen, dienen.

Zo enkele varianten die in de dienst des woords naar voren kwamen. Kromme tenen, ten minste zo af en toe toch wel. Was ik het er wel mee eens of ben ik het er wel mee eens of ben ik het er eigenlijk niet mee eens? De gedachten rolle bollen zo na zo’n dienst door mijn hoofd. Pakkend? Of de pakken van de ambtsdragers? Zijn dat nu de problemen waar ik me mee vereenzelvig of juist afstand van probeer te nemen?

Ze kunnen je aardig bezig houden. Is dat nu de bedoeling? Moet ik me er mee bezig houden? Houdt behoudend Nederland zich daar mee bezig? Dat houdt me bezig. Net zoals die “vrouwen”. Zwijgen in de gemeente of bedoeld Paulus gewoon toch wat we ook wel eens zeggen of denken: houd nou toch gewoon je tetter eens….

Man, hoofd van het gezin en geen zin in iets anders. Een andere zin zou zomaar ingegeven kunnen worden: één recht, het aanrecht? Leuke discussie? Of nutteloze en ondergeschikte zaak? Of ondergeschikte zaakgelastigde? Lastige zaken, die je na zo’n avond leerdienst behoorlijk kunnen raken.

In ons kerkgenootschap kun je je best wel een beetje hervormen, denk ik dan maar. Een beetje meer gereformeerde leer. Maar is het leer van onze Heer? Dat is de andere keerzijde van het verhaal. Want komt het van boven of bedenken we dat het van boven komt, maar komt het van onderen?

Begin ik nu Kuiteriaans te koeterwalen?  Het zijn me nogal wat zaken die weer eens zwaar opgerakeld worden.

Nuttig? Of is dit nu het schriftgeleerden gedrag waar ik me aan erger? Of erger, doe ik nu mee aan de schriftgeleerdenwoordenstrijd? Kerkordelijk gesteggel of steggelen over de orde der kerk? En wie heeft dan die kerkorde bij elkaar gesprokkeld?

De diepgang van mijn vragen zal  nu meteen door een groot deel der natie natuurlijk worden  verankerd in weke geestelijke ondergrond. Onschriftuurlijk natuurlijk. Of ik ben van nature natuurlijk onschriftuurlijk . Met dat laatste zou ik misschien nog wel kunnen instemmen. Een natuurlijke onschriftuurlijkheid is mij niet vreemd. En bij wie dat wel zo is, die onderzoekt de schriften. Ik vermoed dat die ook tegen hem of haar getuigen. Inlegkunde is altijd gericht op bevestiging van de eigen “cultureel bepaalde” tendensen vanuit de opvoeding of van een vrijzinnigheidsdenken die vast en zeker als onschriftuurlijk zou kunnen worden uitgelegd door de uitleggers van de schriften. Maar ik verwijt de uitleggers wel van inlegkunde. En kundig is de inleg soms zeker. Was dat zongavond dan ook het geval?

Het geval wil dat ik bepaald niet ongevoelig ben over de aangesneden onderwerpen. Wel voel ik me nogal eens onderworpen aan zaken die worden verkondigd als leer van de Heer maar in werkelijkheid zijn “leer van de heer”.

Het scheelt maar een kapitaal maar wel een kapitaal verschil. Ga ik nu onze “predikheer”, en dit stel ik zonder af te doen aan de kwaliteit en autoriteit, nu afvallen? En zo ja, met welk recht?

Tja, dat wordt ook al een kwestie op zich. Ik wil hem niet afvallen, maar voel me wel uitgedaagd. Zelf stelt hij dat over zaken anders wordt gedacht. Laat ik vast stellen dat binnen de PKN daar zeker anders over wordt gedacht, tenminste op onderdelen. En zelf denk ik dat ik ook zeker op onderdelen anders denk dan de voorganger van onze gemeente. En ik geef toe, ik ben geen schriftgeleerde. Dan is dat meteen maar even vastgesteld. De schriftgeleerden kunnen dan dit episteltje gewoon terzijde schuiven.

Toch heb ik ook wel enig recht van spreken. Ik probeer wel te leven naar de Schrift en ook ik weet dat die op verschillende wijze kan worden geïnterpreteerd. Ook heb ik ook wel enige boeken en artikelen gelezen op dit gebied. Ook ik ben geen vreemde in Jeruzalem al ben ik nooit in Jeruzalem geweest.

Monddood.

Daarmee was ik begonnen. En mijn mond, in dit geval de pen, is niet gestopt. Mijn denken en ervaren op dit gebied ook niet. En neen, ik ga niet in op de schijnheiligheid die er op velerlei gebied is, waarvan ik nolens volens met mijn kinderen, in bepaalde gevallen ook van heb genoten. Maar dan tussen aanhalingstekens. Neen, ik ga niet in op mijn bezwaarde jeugd met hoeden en pakken en allerlei schijn heiligheid, dus onheilig gedrag. Dat mag mijn voedingsbodem niet zijn. Het is wel het vuurtje dat door dit soort onderwerpen als een gloeiend  kooltje tot ontbranding kan komen. Ik geef het graag toe. Dit soort zaken maakt mij dus monddood. Dit soort onderwerpen branden als latent vuurtje onder iets wat wij misschien geloofsgemoedsrust zouden moeten noemen. Maar zo zie ik het niet. Zo  zie ik juist dat het vuur van het geloof monddood kan worden gemaakt. Dat maakt het voor mij juist erger. Wat is nu de ambtsdrager van deze tijd? Als nu de Heer het hoofd der kerk is en dus, ja juist “dus” ook het hoofd van de ambtsdrager en van de “gelovige” dan worden de zaken in een juist perspectief beschouwd. Daar gaat het om. Dat is de hoofdzaak. Dat is het recht van de man en de vrouw. Dat is de plicht van de vrouw en de man.

Het gaat goed. Ik kom er nu in. En neen, ik laat me dus niet monddood maken. De aandacht van de som der onderdelen is in totaliteit er één die leidt tot het monddood maken van de “gewone man en de gewone vrouw” in de kerkbank. Vind ik. Al zal dat ongetwijfeld niet de bedoeling zijn. Denk ik. Daar ga ik zonder meer van uit. Maar dit soort schriftuurlijke benaderingen leiden in mijn geval en naar mijn gevoel naar een onderwerp die afdrijft van het Evangelie sec. En dan steiger ik. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik klop mij op de borst (fout, jazeker ik geef het meteen toe) maar dit bouwt mij niet, dit verbouwt me. En dat vormt niet mijn denken maar misvormd mijn denken. Erger, ik meen het oprecht, ik denk dat dit soort zaken de plank feitelijk misslaat.

Moet ik me daar dan zo over opwinden? Ben ik heilig verontwaardigt? Ja, eerlijk gezegd wel. En ik geef toe,  zo’n heilig jong ben ik helemaal niet, gewoon een eigengereid typetje (ik zie u dit allen volmondig beamen, het zij zo) maar dit soort “schriftuurlijk benaderen” van dit- voor mij ten minste wel gevoelige onderwerp leidt niet tot dat wat Thomas van à Kempis zo mooi noemde : De navolging van Christus. Het leidt tot Farizeësschriftgeleerdengedrag. En die kon het mooi bidden. Dat hoeven we hier niet te herhalen. Dit gebed zou ik bijna als volgt kunnen gaan uitspreken:

“ Heer, ik dank u dat ik zo recht in de leer ben. Ik dank U dat ik een prachtige zonnige dag niet gebruik voor eigen genot, maar tweemaal naar de kerk ga. Ik dank U, dat ik in het zwarte pak mij weet te gedragen, en niet zoals al die nieuwlichters in confectiekleding. Ik dank u dat mijn vrouw een hoedje draagt en de rok nog weet te onderscheiden van een broek, wat des mans is. Ik dank u dat ik niet zwart werk, en leef van de genade van de belastingdienst, UWV en sociale Zaken. Dat ik vecht voor de vrijheid van onderwijs en zorg voor het huisgezin. Dat mijn vrouw geen salaris hoeft in te brengen, maar dat zij volledig tot aan  haar  recht komt. Ik dank u voor het feit dat ik niet gezwicht ben voor het gebruik van het vrije lied, maar vasthoud aan de oude liederen des verbonds, de staten vertaling en de drie formulieren van enigheid.”  Enfin, het zou profaan worden….. Ik stop.

U begrijpt, ik laat me nog niet monddood maken. Neen. Ik las het. En ik herlas het vanavond nog eens. Door de val van “de mens”  is de vrouw “monddood gemaakt”. Op dit punt ga ik akkoord met de dienst van vanavond. Man en vrouw gelijk. Beiden gelijkwaardig.  Maar dat werd na “de val” ineens volkomen anders. Tot zover ga ik helemaal mee. En dan moet ik toch de Schrift er maar eens goed bij oppakken.

Inderdaad, het staat er:Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen. Goed. De andere vertaling die ik zo voor het pakken heb stelt”….Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen” of—andere vertaling”……..en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben”.

Kijk, ik geef toe dat ik geen oorspronkelijke teksten kan lezen. Maar ik werd bij het lezen over het onderwerp “genade” erop geattendeerd dat de vrouw na de zondeval monddood werd gemaakt. En dat het gevolg van de zonde is, let op gevolg en GEEN opdracht aan de man, dat hij zal heersen of heerschappij zal hebben. Oorzaak en gevolg! Maar…….

De vrouw die in Christus is, is NIET meer monddood. Ik dit heb ik er specifiek maar weer eens op nageslagen.

Ik zal het letterlijk citeren, zodat men voor altijd weet dat ik niet diegene ben die het allemaal zo goed weet. Sterker, ik weet het allemaal zo net nog niet zo goed en verwoorden van die zaken kost gewoon denkkracht en moeite. Maar het is wel de moeite waard om eens te kijken wat er staat beschreven:

JEZUS GEEFT VROUWEN RECHT VAN SPREKEN.[1]

Opmerkelijk, de eerste daad van Jezus na zijn opstanding: Hij geeft de vrouw haar recht van spreken terug.

In Gen. 3 verknoeit Eva haar opdracht om de wereld te zegenen. De mens zou de aarde vullen en gezag krijgen over de schepping om die te dienen en te beheren (Gen. 1:26-28). Man en vrouw zouden zo als evenbeeld van God optreden. Maar Eva liet zich verleiden om God buiten spel te zetten. Als eerste zonder dat Adam ingreep. Zo verspilden de mensen hun opdracht.

Op het moment dat Jezus een nieuw begin inluidt, herstelt Hij die misstap door Maria van Magdala het gezagswoord in de mond te leggen dat Hem alle heerlijkheid wordt gegeven. Een vrouw dus, nog voordat Hij (in Matth.28:16-20) de zendingsopdracht aan de elf discipelen geeft.

Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen etc. (Joh. 20:17)

MARIA ontvangt de opdracht om namens Jezus te spreken…Met dat signaal maakt Jezus duidelijk dat God ons teruggeeft wat ons uit handen was geslagen bij de zondeval—eerst de vrouw, daarna de man. We krijgen weer recht van spreken (Ik vermoed dat de schrijver hier bedoeld “ze” krijgt weer recht van spreken).

Als je Jezus ontmoet, wordt de vloek van de zonde verbroken. Hij stelt je in staat voor anderen in te staan en hen te zegenen, zodat je weer het evenbeeld van God weerspiegelt.”

Zo. Dat is het onderdeel vrouw en recht op spreken. Vrouwelijke voorgangers die dat Evangelie verkondigen stonden in de heilige dienst van God.  Dat neemt niemand mij af. Ik geloof dat God de vrouw het recht van dat gespreksonderwerp volledig toekent. Ook in de kerk.

Ik geloof dat het “heersen van de man” een gevolg is van de zonde maar zeker geen opdracht. Ik bid: bewaar me voor dat heers gedrag. Leer mij dienen.

Ook een onderwerp, wat deze avond maar even werd genoemd is de man als hoofd van de vrouw. Ik herinner mij een gesprek met een ambtsdrager. Als wij samen bidden om de Geest van God en die komt werkelijk “Waar je dan maar”. Want Die kan wel eens heel iets anders met ons in petto hebben dan dat wij denken!”

Tja, als die Geest eens door een kerkeraadskamer, en een huiskamer “waait” nou, dan waait er wat. Ik ben het met mijn broeder helemaal eens. Dat zou wel eens “doodeng” kunnen zijn.

Oh, wij mannen. Wat willen we nog graag “het hoofd van de vrouw” zijn. En “heerschappij” voeren…..Maar wacht eens even: is dat Opdracht? Of oorzakelijk gevolg??????

En als het oorzakelijk gevolg is, is het dan nog een opdracht? Ook na Christus komst op aarde? Ook na Zijn verrijzenis? Rijzen nu mijn of lezers haren plots ten berge?

Dat zou zo maar kunnen. Enge gedachte. Is het Dus zoals het altijd wordt verkocht? Is het OPDRACHT of GEVOLG? Is het gevolg nu ook gewijzigd door “Op het moment dat Jezus een nieuw begin inluidt (zie hiervoor)?

Helaas. Ooit las ik een boekwerk van prof. J. Van Bruggen. Titel heb ik niet meer. Maar dit weet ik: de man is het hoofd van de vrouw. In een Christelijke gemeente. (Ik vat maar samen). MAAR: alleen geldt zoiets voor die man die “DE MAN DER SMARTEN ERKENT ALS ZIJN HOOFD” en anders NIET.

Ik wil prof. J. Van Bruggen geen geweld aan doen. Ik citeer vrij en volkomen vanuit mijn geheugen. Dus mocht het anders zijn dan neem ik dit terug. Maar voorlopig ga ik er vanuit dat hier de zaak precies wordt voorgesteld zoals door velen helaas niet wordt veronderstelt. Ik stel mij zo voor dat we dat liever even als lek in ons geheugen opslaan. Verknocht aan de gevolgen van de zondeval blijven we voorlopig lekker heersen over de vrouw, emancipatie of niet, tenzij: Wij Christus hebben leren kennen. En dan geldt: GIJ GEHEEL ANDERS…..

Ik wens, kortom. Geen heerschappij uit te oefenen over mijn vrouw maar haar als heer te dienen en voor te gaan in de liefde dienst aan MIJN HEER.

En dat kost me soms best wel moeite.

Zo. Afsluitend meen ik dat wij als mannen mooi monddood worden gemaakt. Door de leer van de Schrift.

Zij gingen als vrouwen ons meteen na de opstanding al voor. Haar naam,  MARIA, mogen wij, ook binnen onze protestantse wereld, wel eens met wat meer eerbied uitspreken. Zij was de EERSTE EVANGELISTE, ja DOMINESE. En dat is niet Rooms, maar KATHOLIEK.

IN HET PAK GESTOKEN..

Leuk hoor, om je hier nog aan te branden? Vuurtje, hè! Pak apart, status aparte of meten we onze status maar apart aan? Presbiteriaanse gedachten over het “ambtsdragerschap” kunnen al snel de wildste vormen aannemen. Aannemelijk is het voor mij allerminst dat broeder Paulus, Petrus noch Johannes, om er maar een paar te noemen, het zwarte pak uit de kast hebben getrokken. Neen, dat hebben ze NIET van stal gehaald. Daarvan ben ik overtuigd en ik stel mij voor dat anderen mij nu eens echt moeten overtuigen dat ik geen gelijk heb. Ik kan mij heel veel voorstellen bij de Presbiteriaanse gedachte van het ambtsdragers gebeuren. Priesterlijke opdracht etc. En dan verzoek ik iedereen die nu geprikkeld is, en dus vermoedelijk op de gevoelige tenen van het zwarte pak zijn getrapt, eens te gaan kijken hoe de priesters werden gekleed. En dan sleep je alle vertalingen maar van stal, maar daar is geen draad zwart bij. En als we het Evangelie (blijde boodschap van het LICHT in deze wereld) willen verkondigen dan doen we dat m.i. niet in …juist ja.

Dienen.

Tja. Om U te dienen of om u te dienen. Ik zou er nog zoveel over kunnen zeggen. Maar? Ik vermoed dat ik over ga tot het monddood maken van alle andere zaken die gezegd zijn. Beter een paar dienaren dan alle vacatures vervuld. Neen, ik ga er niet op in. Ik maak mijzelf maar gewoon: monddood.

Om u te dienen.

 


[1] Goede Genade, 365 keer door Willem de Vink

ligfiets?

Lente lokt ligfietsen!

 

We wachten wel weer wat weekjes.

 

Pagina 27 van 91

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén