Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Gebod

Gehoord, gezien, of misschien gelezen?

Ik weet niet waar het vandaan komt, maar ik heb genoteerd: ‘Ieder gebod heeft zijn uitzonderingen, behalve het eerste gebod.’

Ik ben geen Charlie

Serie: Harms en zijn vrienden

Dromerig keek schele Japie vanuit café de Gulle Gaper naar buiten. Tenminste, zijn ene oog. Dat andere zwierf door zijn logement.

‘Kijk aan daar is Harms ook weer eens op zijn fiets.’Zonder het zelf te weten liep hij wat in zichzelf te mompelen. Slechts dat ene kleine Friese boertje, Wapse, hoorde hem. ‘Wat zeg je? Komt Harms eraan? Man dat vind ik leuk. Die heeft altijd wel weer wat op zijn lever. Maak maar vast een bak bruinebonen klaar, Japie, want jou koffie is niet te versmaden zegt hij altijd.’ Even later zwiept de deur van het café open. ‘Dag volk, goed weer eens op de Friese bodem te zijn. Beetje winderig buiten, maar ja, het wil nog niet echt winteren.’

Harms had meteen maar zijn hoed op de kapstok gekieperd. De jas werd opgehangen en al spoedig zat hij met Wapse aan de stamtafel.‘Nou Harms, fijn je weer eens te zien. Werd het in jouw Groene Hart een beetje teveel van het goede?’ Japie had drie lekkere bakken koffie met een plak Fries suikerbrood  geserveerd. De gure wind kon de mannen niet treffen. Samen aan de tafel werd genoten. ‘Ach weet je wat het is daar in het Groene Hart Wapse, zei Harms, ondertussen zijn snor schikkend, ze lopen daar allemaal te Charlantijnen’. Wapse zijn ogen werden groot. ‘Wat moet ik me daar bij voorstellen Harms, zijn het ineens allemaal potloodtekenaars geworden?’‘Nee, man, ze lopen met plakkaten voor hun tronie. “Je suis Charlie”. ‘ Maar Harms, dat ben jij toch ook? ‘ ‘Welnee, Japie, hoe kom je er bij. Zoals je weet behoor ik niet tot de grote groepering van de aanhangers van Robberspiere. Ze verzamelen zich wel wereldwijd, maar ik denk dat de term ‘vrijheid gelijkheid en broederschap’ in deze wereld soms over de rand van het betamelijke is getrokken. Ik ben er geen lid van en zal het vermoedelijk ook nooit worden”

‘Nou’, stiet Wapse uit, ‘nou Harms dat had ik van jou niet verwacht. Ben je dan helemaal niet solidair met die…’. ’Ho, wacht even Wapse, man, niet meteen zo opgewonden. Natuurlijk is het verschrikkelijk wat er is gebeurd. Geen enkele misverstand. Maar het woord, met pen en tekening, kan heel gevaarlijke eigenschappen hebben. We moeten zoiets altijd in de bandbreedte van fatsoen gebruiken. Moord en doodslag is verschrikkelijk, afkeurenswaardig. Maar willens en wetens kwetsen is geen eigenschap die hoort bij ‘broederschap” en ook eigenlijk niet bij vrijheid. Het gaat om de vrijheid heen, slaat een bres in de menselijke eerbaarheid. Daar heb ik problemen mee.

Je mag best zeggen dat er geen God bestaat. Je mag best zeggen dat Mohammed voor jou niet leidend is in je bestaan, maar kwetsen? Neen, dat tast de normen van fatsoen aan. En eerlijk is eerlijk, ik merk niet zoveel fatsoen in het handelen van de mensheid. Helaas.’ ‘Ja maar, Harms dan schiet je toch geen mensen en gezinnen kapot? ‘ De woorden van Japie bleven boven de tafel hangen.

Doe nog maar eens een bakkie troost,  Japie, zei Harms. Wapse en Japie keken nu hoopvol naar Harms. Maar hij zweeg.

‘Weet je mannen, de vrijheid van meningsuiting is in eerste instantie een grondrecht van de burger tegen zijn overheid. En neen, ik geloof niet dat er in de Grondwet staat dat we recht hebben op “kwetsen van de ander”. Sterker, ik geloof dat dat recht ook juridisch gezien zijn beperkingen heeft. Dus bij mij tref je die tekst op of voor mijn voorhoofd niet aan. Ik draag het niet.’ ‘Ha, Harms, zo ken ik je weer. Je bent gewoon een Friese stijfkop.’

Terwijl hij dit zei keek Wapse met vuile oogjes naar Harms. Die bleef onverstoord zitten. ‘Toe maar Wapse, dat mag jij in alle vrijheid zeggen. Daar lig ik niet wakker van man. Ik stond nog niet zo lang geleden bij dat monument in Gaasterland met de tekstIMG_1164

“ Liever dood dan slaaf.”

Ik wil me niet laten knechten door de waan van de tijd. En daarom Japie, mijn boodschap zal wel wat bitter zijn. Kruid jij het maar eens bij met een lekker Fries kruidenbittertje. Maar dan wel eentje van Sonnema. Die andere is me te scherp. Ik houd er van om de scherpe kantjes er van af te halen.’

Drie glaasjes gevuld. De drie baasjes keken elkaar eens aan. ’t Is nog zo slecht niet in ons eigen land. De mannen knikten.

‘Eigen drank eerst. En graag meer, meer, meer, dan minder,’ zei Japie. De mannen schoten in de lach. Ja Japie, dat snappen wij ook. Goed voor jouw omzet. Charlie of niet, proost!

 

 

14-01-2015

 

Fenomeen

Ik weet het zeker.Heel zeker.

Er is geen kind dat ter wereld kwam met de mededeling: ‘ha, luitjes, hier ben ik!’ Of: ‘Hé, ougie, hoe gaot ie?” Nee, soms niks zeggend en anders huilend. En als ze niet huilen, wel de wrede mens zal zorgen dat ze huilen. Goed voor de longetjes. Maar er is toch iets bijzonders. Dat eerste woord.

Neem dat nu eens in de mond. Laat het eens over je tong rollen. Geen smaak, je weet het niet eens meer. Neem een woord in je mond! Probeer het uit.  Laat het eens rollen over de speekselklieren. De binnenkant van de mond. Langs de zachte randen van je gehemelte.  Smeltend, zonder cariës te krijgen. Oh ja, een woord kan heel veel aanrichten. Een woord kan bijna dodelijk zijn. Een woord kan bijna strelend zijn. Een woord kan juist zijn als een schouderklop. Opbeurend of verachtend.

Maar dat eerste woordje van een klein mensenkindje. Dat was vast niet verachtend voor moeder. Ik geloof dat echt niet. Hoe is dat eerste woord gevormd? De kleine lipjes zijn in het natuurlijk proces gevormd, door in de moederschoot misschien op een duimpje te zuigen. Misschien een vinger. Maar eenmaal buitenbaarmoederlijk zullen de lipjes zich tuiten om de tepel van moe. De eerste reflexen worden dan gevormd. Ga er maar eens voor zitten.

Bedenk hoe je lippen zich tuiten. De onderste in bolle stand. De bovenste in holle stand.Maar daarmee is nog niks gezegd.Neen. In spanning wachten de ouders. Hoe werkt de klankkast van het kleine mondje? Wanneer is dat eerste woordje? Hoe is die specifieke bijzondere  klankkleur? En wat is dan het eerste woordje? Taal hebben kleine baby’s toch eigenlijk niet geleerd? Of wel? Misschien al veel muziek gehoord in moeders buik? Hoe vormen dan de woorden. Hoe vormt zich dat aller allereerste woord? Dat tuiten van de lipjes. Zou dat niet leiden tot? Ja tot wat?

Het alfabet was er niet ingegoten. Kennis van het A B C is er dus nog niet en toch? Dat aller eerste woordje. En ik zou er bijna om gaan wedden wat het is. Nee, woorden als schobbejak, prutser, jihadist, zwerver, kakkerlak en nog meer fraais, die zul je echt niet horen. En onze taalverruwing die zich zeker de laatste jaren heeft voorgedaan? Is aan zo’n kleintje echt nog niet besteed. Dus als er op latere leeftijd minder fraaie termen worden gebezigd? Dan? Is het aangeleerd. Ze zeggen dat ook vloeken is aangeleerd. Ik geloof het direct.

Maar dat eerste woordje dan? Ik verbaas me. Ik neem het op mijn tong. Ik proef het. Dat aller allereerste woordje, ja dat heb ik natuurlijk ook gezegd. Allang voordat ik weet had van een computer, de Dikke van Dale, Koenders woordenboek en weet ik al wat niet meer. En hoe meer ik er over nadenk, hoe wonderlijker ik het vind. Ga er voor zitten. Zeg het maar na.

Oh, maar wacht even. Toch zal er iets van moedertaal zijn. Want ik weet nog wat zeker. Ik geloof namelijk niet dat mijn vader zei wat ik zei. En zijn vader en zijn broertje ook niet. Maar mijn moeder vermoedelijk wel. Kijk, dat is wel wonderlijk. Het is iets geheel eigens. Tussen moeder en kind. Dat kan toch niet missen. Zogen van baby’tjes ja dat gaat in principe voor allen op. De lipjes tuiten. De lipjes sluiten. Rond. Rond in de mond. De tepel in de mond en de spiertjes van het mondje  die spraakmakend kunnen worden ontwikkeld. Wat we soms  op tv en voor de radio horen is ver weg van het allereerste woord. Maar dat zal dan wel met evolutie te maken hebben. Of met ontwikkeling. Want als je goed luistert, nee dan lijkt het wel of de ontwikkeling precies verkeerd is gegaan. Droevig. Kijk in de kranten. Of luister naar  de fantastische vertellingen door onze onvolprezen cabaretiers. Als ik die geprezen vuiligheid soms hoor, dan weet ik, ik had thuis een draai om mijn oren gehad. En terecht. Jammer, dat we de dames, oh ja, die zijn er ook bij hoor, en de ‘heren’ geen draai om de oren kunnen geven. En dat dan onder het mom van ‘alles moet kunnen’. Maar ook hun allereerste woordje. Dat was de bron van alles. Wat ze verder naar binnen hebben gezogen, die praatjesmakers, ach, ze kunnen niet ontkennen dat ze vast en zeker wonderlijk waren. En dat vader en moeder in de normale omstandigheden van hun kroost verwonderd waren. En dat vader en moeder elkaar vast wel hebben aangesproken. Het je het gehoord? Zij of hij zei:

Mamma

Neem het in je mond. Om van te smelten. Oh ja, mijn vader dan? Dat was een taalkundig fenomeen. Die zei: mem.

Fenomenaal.

Wat zei U? Iets anders? Laat het me weten.

Spreuk van Augustinus

Vertrouw het verleden toe aan Gods barmhartigheid

het heden aan Zijn liefde en

de toekomst aan Zijn voorzienigheid (Augustinus)

 

Kijk, hiermee kunt u het nieuwe jaar vooruit.

Pagina 29 van 91

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén