In het kleine stadje in het midden van het land gierde de eerste najaarsstorm door de straten. De man had het kleine uithangbord van petit brasserie L’étable.
opgemerkt doordat het heen en weer slingerde in de sterke wind. Vlak achter een groot hotel/restaurant. Wat achteraf.
En ineens voelde hij sterke behoefte zijn smaakpupillen eens te verwennen.
Met zijn ene hand de hoed vasthoudend, duwde hij met de andere de wat zware deur open. De klapdeur schiet open. En meteen verstomde het geroezemoes. Alle ogen richten zich op de nieuwe binnenkomer. Helemaal in het groen. Met groene hoed.
Velen waren er vermoedelijk die een lied aanhieven. “Het heerlijk avondje is gekomen…”
Velen waren er dit jaar die moesten rondkomen van- nota bene in ons welvarend Nederland- met de giften van de voedselbank.
Heel Nederland verkneukelde zich voor de t.v..
Velen in Nederland zochten een goed heenkomen. De dagen werden korter, de nachten langer, de nachten kouder. De zon zien zij al niet meer “zitten”.
Voor velen is de Sinterklaas een verwennerij die kennelijk nog steeds kan worden gepermitteerd. Tenzij de creditkaart zijn voldane werk doet. De gegevens inslikken en gooien maar. Op de grote hoop. De schuldenlast neemt toe. De gezinnen zijn in last. De banen? Liggen echt niet meer in verschiet noch voor het oprapen.
Helaas, collega’s krijgen “de zak”. En je zult maar 50 zijn en te horen krijgen: weg ermee. Voor jou een goedkope Pool of andere wereldburger. Fijne Sinterklaas!
En om de zaak in evenwicht te houden heb ik evenwichtig besloten niet mee te doen aan het gesmijt met geld. Dat komt nog, naar de garage…
Vanmiddag luisterend naar de kletsdoos bij uitstek, een radio met Neerlands Hoop in bange dagen, wordt mij kont gedaan. Ik krijg het er koud van. “De sombere dagen die gaan komen…”.
En dan werd daar geen Sinterklaas mee bedoeld. Neen, het zogenaamde wijsmens, had het over kerst.
Helaas. Ze hebben het niet begrepen. En daarom zal er straks een verhaal worden verteld.
Van de hemelse voddenman. Kerst zoals Kerst is bedoeld. Iemand nodigde mij uit om in te gaan op Sinterklaas. Ik geloof daar niet in. Ik geloof wel in kerst.
Wiegel heeft ooit eens gezegd,” Sinterklaas bestaat, kijk daar zit ie”. Inmiddels hebben wij de kindertjes van de verlichting een poosje aan het werk gezien. Het zijn: “Nep-Sinterklazen”. Maar wij gedenken straks Kerst. Met een hemelse voddenraper. Dat verhaal zal a.s. zondag hoop ik verschijnen.
Het verhaal heet: L’étable
‘Vreemde ‘Krijn?
“Hallo Harms!” Wapse stiet de woorden uit. “Hallo, Hhhharms”. ‘ Tjonge jonge, wat ben je opgewonden, man! ’t Lijkt wel of de wereld vergaat.”
Harms kijkt verwonderd naar Wapse. Wat is die van de kaart. Enfin, het zal wel loslopen, zo met die Wapse. Die is eigenlijk altijd meteen van iets onderste boven, dus er zal wel wat aan de hand zijn, maar voor zover Harms kon bevroeden, niet iets om je al te bezorgd om te maken.
‘Ga eens zitten, man, wat ben je toch druk. Neem een glas druivensap of van mijn part gewoon koffie, en vertel eens wat er aan de hand is.”
Wapse schoof achter het kleine stamtafeltje in het cafétje van de Gulle Gaper.
De dampende koffie van schele Japie was niet te versmaden. Hoe hij het voor elkaar bokste wist niemand, maar die koffie was gewoon in een woord geweldig. Alleen al door de gedachte aan de koffie van Japie raakten de de smaakpupillen overwerkt. Soms moest je dan al wel drie keer het overdaad aan speeksel weg slikken.
‘Wacht eens effekes, ik haal er wel iets lekkers bij”, zei Japie. Daarna kwam ook schele Japie aan de tafel zitten.
‘ Hé Japie, kijk eens wie daar aan komt? ’t Lijkt Harms wel. Volgens mij heeft ie ook een rugzak om de lendenen’. Schele Japie haast zich achter de tap vandaan. Zijn ene oog schiet linea recta naar de horizon. Zijn andere oog zwerft langs het firmament en ergens daar tussen ontwaart hij Harms. ’ t Zal toch niet waar zijn. Harms aan de stiefel!’ ‘Nou die zal wel weer een verhaal hebben, Wapse,’ zei Japie. Japie keek bijna zijn ogen uit zijn hoofd. Harms met rugzak. ’t Zou toch wat.
Het duurde dan ook niet lang of de deur zwiepte open. Onmiskenbaar kwam het heerschap Harms binnenzetten. ‘Hoi,’ zo klonk zijn groet. Wapse en Japie keken elkaar eens aan. Geen staat op te maken. Zou ie in een goed of slecht humeur zijn? Ze wisten het niet. ‘Môgge, Harms. Zo maar aan de stiefel?” Wapse knikte meteen naar Harms en even naar Schele Japie. Harms ontdeed zich van jas en rugzak, gooide zijn onafscheidelijke hoedje op de kapstok en schoof aan bij de stamtafel.
‘Wat is het hier toch fijn, Japie,’ zei Harms. ‘Altijd zo lekker onbedorven rustig. Jij bent tenminste een mens onder de mensen. Geen geouwedinges uit zo’n joekebox, of kletsdoos van Philips. Neen man, ik geniet altijd van de rust die hier uitgaat van de Gulle Gaper. En daarom, doe mij maar een wat bruinebonendrab”. Verschrikt keek Japie op. ‘Wat is dat nu weer?” zei hij., Ik verkoop geen drab en bruinebonensoep moet je maar bij je vrouw halen. ’t Is een café weet je’.
Een stille grijns van Harms naar Wapse ontging Japie. Ging waarschijnlijk letterlijk langs hem heen.’ Japie, man, ik wil gewoon een lekker bakkie bruinebonenaftreksel, da’s toch niet zo ingewikkeld?’ Maar Japie snapte het nog steeds niet. Wapse schuddebuikte van het ingehouden lachen,. ‘Japie, jongen, hij bedoelt gewoon dat aftreksel van koffie bonen, dsu een bak koffie, snap je dat niet?’ ‘Oh, zeg dat dan drèkt man,’ Japie vloog, Harms grinnikte, Wapse tolde van het lachen.
‘Wat heb je nou toch op de rug hangen man?’ zo begon Wapse. Harms zweeg. De geurende koffiedampen verweekten zijn hersendelen. Zijn gedachten vlogen. Vlogen weg, terug in het verre verleden. Een peinzende blik van Harms gleed over zijn gezicht. Wapse zag het. Wapse bedwong zich, maar Wapse barstte van nieuwsgierigheid.
’ t Ja, wat zal ik er van zeggen? ’t Is een zak, man. Een rugzak.” Wapse kon het eigenlijk niet zo best geloven. Natuurlijk, hij zag ook wel dat het een “rug`zak’ was, maar zo’n ouwe.
‘Ja, Wapse, man, daar zit een heel verhaal in. Eigenlijk wil ik je dat niet vertellen. ‘Japie, doe maar een leuterwatertje voor Wapse en voor mij!” Harms keek zijn vriend eens aan. In zijn ooghoeken zag hij wel dat opnieuw Japie in grote verwarring naar zijn drankenvoorraad keek. Nou was dat voor Japie niet moeilijk. Zijn ene oog hield de linkerkant gevangen en zijn rechteroog zwierf bijna zowat van links naar rechts. Eén oogopslag gaf hem wel duidelijkheid waar iets te vinden was. Maar Japie vond geen leuterwatertje. ‘Hè joh, wa’s dat nou weer?’ “ Zo’n klein glaasje, kerel die ook gebruikt wordt met een kopstoot. Maar laat de kop er maar af, de stoot, die wil Wapse wel en ik ook’ . Een grijns verscheen over Japie’s gezicht. Nu snapte hij wat het was. Die Harms was zeker in een beste bui. Als ie zo bezig was, nou, dan zou Japie hem wel eens een extra leuterwatertje verpatsen, want Harms, dat merkte hij wel, zat op de teutstoel en Wapse was, zoals altijd, zo nieuwsgierig als een journalist, maar dan van de vrouwelijke kunne. Of te wel, gewoon …. nou ja.
“Wapse, man, in die zak, daar heb ik het in zitten.’ . Even wachtte Harms. Het beproefde recept. De hoorders werden geprikkeld en hij had nog helemaal niks gezegd.
Opnieuw trad de stilte in. Beiden nipten nu aan de kop van wat wel een beetje groot glas nattigheid was. Maar Wapse noch Harms hadden in de gaten dat Japie beiden zat te ‘voeren”. Want Japie wilde ook maar al te graag eens weten wat die Harms nu weer onder zijn hoed verborgen had. ’ t Ja. Ik was een jaar of 10, man. Toen kreeg ik die rugzak! “Hier, zei mijn moeder, jongen, neem je zak op en wandel. Trek er maar op uit. De wijde en de weide-wereld in. “ Weet je manne, die zak is niet te groot. Daarin zit nu mijn rijkdom. Ik heb ontdekt dat daar mijn Y-chromosoom mee te maken heeft. Mijn moeder heeft het wel eens eerder gezegd en ik vermoed later ook wel. Ik heb er vandaag nog eens in gekeken. ’t Zit er nog in. Nieuwere uitgave dat wel., maar wat inhoud betreft onversneden helder en eenvoudig. ’Verzamel je maar geen schatten op de aarde”. Ik heb die rugzak in de loop der jaren dan ook wel gevuld….En weet je, het zit vermoedelijk in het DNA. Ik was altijd al geobsedeerd door die jongens vanuit het verleden. Als klein jochie al. En ik trok vanmorgen het “Woord” open. Zit er ook in, weet je. En ik zag dat al die voorouders van mij, dus het zit in het DNA of y-chromosoom, zoiets, er ook op uittrokken. Vanaf Adam, man, tot heden. Alleen doe ik het tegenwoordig wat sneller. We noemen dat “ontwikkeling”. Hè Japie, mijn leuterwater….” Japie had geen aansporing nodig. Weg was ie. Het werd weer stil. “Wat bedoel je nou toch met Y-groomsomoon, Harms?” Wapse keek of dat hij er niets van snapte.
Harms knikte. Nipte. ‘Ach, weet je Wapseman, dat is toch wat ze tegenwoordig allemaal uitzoeken? Ze komen bij ons ook al op de studiezaal. Zoeken waar al die voorouders zijn gebleven. Ze zijn gegaan man, van hot naar her. En ik doe eigenlijk niks anders. Adam zwierf weg uit het paradijs. Abraham, trok uit Ur der Chaldeeën, de Israëlieten trokken uit Egypte, Paulus vertrok naar Damascus, Turkije, Kreta etc. We zijn allemaal gegaan. Ik ga ook. Allemaal weg. Gaan. Adres onbekend, Spoorloos, en van Wie weet waar Willem Wever woont. Iedereen is onderweg. Gaan. Dus neem ik mijn zakkie op de rug. Stop het onder hoed. Ga er op uit. Het zit in ons gebakken. Zo je wilt, ons DNA. En er komt wel een tijd dat ze het ook vinden in het Y en het X chromosoom. DNA-genealogie. Maar onthoud goed man, in deze zak zitten nog barstens veel verhalen. Maar voorlopig houd ik het maar verder onder de hoed. Soms is het teveel om die ballast uit te pakken. Zal ook wel in mijn DNA zitten. En nu ik het er toch over heb, ik ga maar weer eens”. Hij kieperde zijn verteringseuro’s op de tapkast en weg was ie. Op weg naar…