Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Pelgrimstocht

Het ondergaan of deelnemen aan een pelgrimstocht is geestelijk je schoenen poetsen.

Geestelijk douchen

’t Verhaal wordt gelinkt aan verhalen uit de oudheid. Toch is dat maar voor een klein deel waar. Vandaag was ik in de ned. hervormde kerk van Sluipwijk. ‘k Moet daarover een lezing houden voor de oudheidkamer. En dan wil je het gebouw toch ook “ervaren”. Enfin, zo heb ik mij ondergedompeld vanmorgen in dit huis des Heeren. Of het bedehuis. Vandaag was het dus een badhuis. Want daar is veel gebeden. Ik liet mij al leiden door een paar gemaakte aantekeningen over ene dominee Nicolaes of Nicolaus Ruyt. De beste man, enfin dat valt te bezien, was de eerste dominee na de reformatie. En zijn graftekst/steen was in de muur gemetseld. Dan vliegen je gedachten door de grijze hersendelen heen en weer. Welke contacten ik allemaal gelegd heb ik het brein van geheugen? Geweldige vormen nam het aan. De dienst was nog niet begonnen dus ik had mooi even de tijd om alles een beetje op mij te laten inwerken. Ik kan u verzekeren dat als na ruim vier honderd jaar je de grafsteen ziet ingemetseld van iemand waarover je gisterenavond uitvoerig hebt zitten lezen en studeren, je even de rillingen krijgt. Maar de kerk staat nog! Het verkondigen van het Woord gebeurd nog. De steen is ingemetseld. Teken aan de wand! Denk daar maar eens over na…

‘k Ben terug. Ik bedenk. En denk. Wat heeft daar allemaal wel plaatsgevonden. De steen van de dochter heb ik niet meer gevonden. Het kerkhof rond de kerk is bijna niet meer in gebruik en wordt in mei a.s. geruimd. De kerk blijft. En de steen ook.  Dat had Nicolaes Ruyt nooit kunnen bevroeden. Ik spoel de gedachten weg. Ooit zal ik het verhaal van Ruyt wel neerpennen. Maar eerst de Sluipwijkse vrinden van de oudheidkamer maar “bedienen”. Vandaag werden er een kleine 80, 85 mensen met het woord bediend. Maar ’t gaat al wel eeuwen door.

Mijn douche is teneinde. Ik heb het verleden neergepend en ben weer terug op de aardkloot van het heden.

Fietstocht

Het is januari 1999.

Nu kan het wel worden geopenbaard. Het ging als volgt.

Psst. Glibberig spuit mijn snot snel snoevend door mijn neusgat. De glibberige instantie verdwijnt in mijn – gelukkig-schone zakdoek. De hoeveelheid toont aan dat een inspannend tochtje op mijn ligfiets een waar snotterend genot heeft gebracht.
Psst. Nog meer. Het lijkt wel of er geen eind aan komt.

De zweetdruppeltjes persen zich met grote snelheid uit mijn verstopte poriën. ‘k Mag wel oppassen. Straks raken ze verstopt. Neen, niet één, niet twee, niet tien, maar honderden, duizenden natte druppeltjes vorm zich tot een geheel. Mijn mooie pet is doornat. Mijn gekortwiekte haren raken in een wasbeurt. De geur? Doet mij denken aan oud en verschoten geperst hooi. Persvoer. Prachtig. De dieprode glans van mijn wangen kleurt tot achter mijn tochtgaten. Deze blazen nog immer stoom af. De zakdoek is rijp voor de was. Krachtig besluit ik de schoonmaakbeurt met een snotterend geweld. De zakdoek glijdt nu vanzelf in mijn strakke broekzak. Als nu je haar nog goed zit, wat wil een mens dan nog meer?

De gedachten schieten door de schoongefietste geest. Wat een middag. Het begon zo kalm en tammetjes. Zeker, de ligfiets werd weloverwogen uit de schuur getrokken. De waterfles werd omgespoeld, doorspoeld en gedeeltelijk gevuld. Niet teveel meenemen anders neem je teveel mee. En dat is alleen maar ballast. Genoegzaam trek ik mijn rode jekker aan, voltooi mijn uitrusting voor de inspanning met een warme fleece-pet en aldus getooid vorm ik mijn ondergestel in gestroomlijnde ligfietser. De kilometerteller wordt geraadpleegd, stand 77,7. Dat kan zelfs ik nog wel onthouden. Nog een laatste zwaai en vervolgens zwiep ik de stoep af. Naar onbekende en begeerde verten.

Langzaam ontwaak ik uit mijn winterslaap.

De ontmoeting

Daar stond hij. Met een kijker voor zijn ogen. Meteen werd er een – schone- zakdoek, dat wel, te voorschijn getoverd. Hevig vegend zag ik hem staan. Kraag hoog opgetrokken. Scherpe arendsblik in zijn ogen. Weer werd de zakdoek als poetsdoek gebruikt. Wat een problemen. Hij zag mij kijken. En kijk, ook ik had mijn kijker voor mijn kijkers gepland. De wondere wereld van het vogelluchtruim kon ik in alle stadia van zonneschijn overzien. Hij zag het kennelijk niet.
Langzaam maar zeker, mijn nieuwsgierigheid overwint zelfs mijn grootste vrees, n.l. mensenvrees, naderde ik de man. “Wat een weertje, hè,” zo knoopte ik het gesprek aan. “Ach ja, meneer, ’t weertje is het wel. Wel is het zo dat ik van dit weertje wil geniete. ‘k Heb een mooie kijker van mijn vrouw gekrege. Het is hier zo lekker ruim. Ik woon zelf te Amstelveen. Middenin, weet u en zoveel huizen. Hier is het ruim. Maar ja, wel een snelle weg daar hè?”

Pagina 67 van 91

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén